#120 - drieluik
1
Hé, daar is-ie al, mét beschuitreclame. Ha, doet me altijd weer denken aan die keer dat Jan en ik bij die bed-and-breakfast ... Nee, de bus van 7:23 haal ik niet meer. Rennen in mijn kokerrok? Dacht het niet. Geeft me mooi de gelegenheid een testsetje te halen. Het werk moet maar even wachten. Ik weet zeker dat het dit keer is gelukt. Heel zeker. O, wat zal Jan blij zijn! Dat geklungel met die thermometer vindt hij onromantisch, de lieverd.
Behoedzaam stap ik over een versgelegde drol heen. De honden kunnen het niet helpen; het is hun natuur. Maar de baasjes behoren die uitwerpselen op te ruimen, maar dat zal wel niet veranderen.
Zal ik appels meenemen? Ze zien er mooi glanzend uit. Nee, dat is te veel gesjouw in dit miezerige weer. Ik neem ze wel mee op de terugweg. Een oudere man met zo’n lieve Jack Russel aan een riem staat te rommelen in een rek met kleding. Ik grinnik. Zou dat beest zojuist ...?
2
Ik sjok richting de ronkende bus van 7:23. Ik zal hem wel niet halen. Maar ach, wat maakt het allemaal uit? Jan en ik waren zo blij geweest dat het eindelijk was gelukt. Maar de Voorzienigheid besloot anders en jankt ook nog met ons mee alsof zij sympathiek wil overkomen, op deze manier troost probeert bieden. Nou, dat werkt zo niet, God!
De kisten van de groenteman zijn grauw in tegenstelling tot de opgepoetste appels. Denkt die man nou echt dat hij ze zo perfect aanprijst? Ik zucht. Waar maak ik me druk om. De bus knippert links en stoot een zwarte wolk uit. Ik neem de volgende wel.
Een paar meter verder staat een oudere man kleding uit te zoeken. Van die overdreven vrolijke shirts. Een hondje zit in elkaar gedoken aan zijn voeten. Twee halen, één betalen - Alles moet weg, blèrt het bord dat erboven hangt. Moet weg? Alles [i]is[\i] al weg. Foetsie.
“Het is er geen weer voor,” zeg ik tegen de man. Waarom ik dat tegen een wildvreemde zeg, weet ik niet. Dom ook. Hij gaat vast iets zeggen als: na regen komt zonneschijn. Als ik dan maar niet begin te peeuwen. Dat is zó gênant.
“Zonder regen geen groei.” Zijn blik verraadt niet wat hij denkt. Hij wijst naar mijn voeten. “U hebt trouwens poep aan uw schoen.”
Ik slik en kan de dam niet dichthouden.
3
Nee, hè, daar is die stomme bus al. Is het al zeven voor half acht? Veel sneller kan ik niet lopen in mijn kokerrok. Ik ben als de dood dat ik op mijn plaat ga in dit druilerige weer. Als ik weer te laat kom, word ik ontslagen, zei meneer De Bont gisteren nog. Waarom heeft-ie geen oog voor mijn problemen? Er moet gewoon een collega bij, zo eenvoudig is het.
Ik zwaai als een malle. Verdomme, waarom zet die groenteboer zijn fruitkisten buiten? De idioot blokkeert de hele stoep. Gadver, glij ik ook nog uit over een drol. Shit, shit, shit! Ze moesten die kutbeesten verbieden.
De bus braakt een walm uit. “Stop! Wacht op mij!” Een oudere man met zo’n irritant keffertje aan een riem zwaait en roept wat naar de bus. O, de remlichten van de bus lichten op! Sissend gaan de deuren open. “Dank u, meneer,” zeg ik zonder hem aan te kijken. Ik klim naar binnen. Natuurlijk weer geen zitplaats. Shit. Zo kan een hardwerkend mens toch nooit tot rust komen?
Leonardo, Ik kan het niet
Lid sinds
11 jaar 8 maandenRol
Dank je, @janp. contrast
Lid sinds
14 jaarRol
Leonardo, Specifiek vanwege
Lid sinds
11 jaar 8 maandenRol
@janp #3 - bedankt voor je
Lid sinds
14 jaarRol
Knap bedacht en geschreven,
Lid sinds
9 jaarRol
Rennen op hoge hakken is niet
Lid sinds
9 jaar 5 maandenRol
Hoi Leonardo. De stemmingen
Lid sinds
11 jaar 10 maandenRol
Ostinato schreef: Alle drie
Lid sinds
14 jaarRol
De verschillende emoties zijn
Lid sinds
8 jaar 3 maandenRol
Rennen in een kokerrok is
Lid sinds
10 jaar 8 maandenRol
Dank voor het lezen en de fb,
Lid sinds
14 jaarRol