schrijfopdracht # 67 - de rups
Ik ben een klein diertje, een nietszeggend klein diertje.
Ik ben zo nietig dat de mensen mij niet opmerken. Kinderen wel, die kunnen verbaasd naar mijn lang lijfje staren met de ontelbaar vele pootjes. Als ze mij willen pakken, krimp ik in elkaar en laat me vallen tussen het gras. De kans is immers groot dat ze mij beschadigen en pijn doen. Mijn huid is zo zacht als zijde. Bedekt met fijne haartjes.
In Frankrijk kweken ze mijn soortgenoten. Zij produceren zijde en worden zijderupsen genoemd.
Ik ben maar een gewone, groene rups die tussen de bladeren zijn weg zoekt. De mensen zien mij niet graag want ik eet hun gewassen kaal. Als ik daartoe de kans krijg want ik heb veel vijanden. Vogels onder anderen lusten mij wel.
Terwijl ik probeer in leven te blijven door mij zo onopvallend mogelijk te gedragen door aan de achterkant van de bladeren te kruipen, ben ik me er toch van bewust dat ik geen rups ben.
Ik ben een volwassen jongedame die in een nietig klein lichaampje is opgesloten.
Ook als mens probeer ik zo onopvallend mogelijk te zijn. Ik ben bang voor pijn. Mensen doen elkaar veel pijn. Ik heb geen grote mond, noch een moedig hart. Ik heb geleerd dat de mens een wolf is voor zijn medemens. Ik ben bang voor de wolf , net zo bang als Roodkapje in het gelijknamige sprookje.
Ik ben als rups niet gelukkiger. Ik word erg moe van dat kruipen. Ik ga even uitrusten. Ver weg van alle gevaar. Ik rol me op tot een bolletje en ik voel hoe mijn rupsenlichaampje heel zacht wordt, zo zacht, het is bijna vloeibaar..
Ik ben een vloeistof gevangen in een cocon. Ik kan niet meer denken, niet meer voelen. Nog even en ik besta niet meer. Ik glij weg in vergetelheid.
Hoe lang ik in deze toestand geweest ben, ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik wakker ben en mij sterk genoeg voel om de cocon te verbreken. Ik werk me uit mijn gevangenis. Het omhulsel barst en ik voel de warmte van de zon die mijn vleugels droogt. Vleugels? Heb ik vleugels? Ja. Ja. En wat zijn ze mooi en sterk.
Hoera, ik ben geen onaanzienlijke rups meer. Ik ben een mooie bontgekleurde vlinder. Ik laat mij opnemen door een vleugje wind en sla mijn vleugels open. Ik vlieg hoger en hoger, tussen de toppen van de bomen. Mijn vleugels brengen mij waar ik wil zijn. Ik ben gelukkig. Samen met mijn soortgenoten dartel ik vreugdevol
in het zonlicht.
Beneden mij zie ik een huis dat mij bekend voor komt. Ik daal neer tot ik op een vensterbank van dat huis beland. `Het venster staat open en ik fladder naar het meisje dat een beetje verdrietig op haar bed zit. Ik nestel mij voorzichtig op haar hand. We kijken elkaar aan en er gebeurt een wonder. We versmelten met elkaar. Vanaf dat moment voelt zij zich geen nietig rupsje meer. Ze begint te stralen.
Het bange meisje is de zelfbewuste jonge vrouw geworden die altijd al in haar verscholen lag.
Mooi, het samensmelten van de
Lid sinds
11 jaar 6 maandenRol
mooi.....de twee verhalen, de
Lid sinds
10 jaar 11 maandenRol
Dag Dana, dank je wel voor je
Lid sinds
16 jaar 5 maandenRol
Dag Han73, fijn dat je bent
Lid sinds
16 jaar 5 maandenRol
Blavatski, hou het bij de
Lid sinds
11 jaar 8 maandenRol
Dag Janpmeijers, dank je wel
Lid sinds
16 jaar 5 maandenRol
Wat heb je dat mooi
Lid sinds
15 jaar 6 maandenRol
Wat een teder verhaaltje.
Lid sinds
10 jaar 10 maandenRol
Wat heb je er een prachtige
Lid sinds
10 jaar 8 maandenRol
Dag Tja, dank je wel voor het
Lid sinds
16 jaar 5 maandenRol
Dag Marietje, dank je wel om
Lid sinds
16 jaar 5 maandenRol
Dag jules du lac, dank je
Lid sinds
16 jaar 5 maandenRol
Hoi Blavatski, Jouw verhaal
Lid sinds
9 jaar 2 maandenRol
Mooie invulling van de
Lid sinds
18 jaar 2 maandenRol
Dag Norman R, dank je wel
Lid sinds
16 jaar 5 maandenRol
Dank U wel schrijfcoach
Lid sinds
16 jaar 5 maandenRol