Wekelijkse schrijfopdracht #38 - Roodkapje 3
Het vorige verhaal:
Roodkapje: Iedereen kent het verhaal van Roodkapje. Ze gaat op weg naar haar zieke grootmoeder in het bos. Aan haar arm een mandje met wat brood, een fles wijn. Onderweg ziet ze bloemen tussen de bomen. Wat zal haar grootmoeder daar blij mee zijn. Roodkapje besluit van het pad af te gaan en tussen de bomen de bloemen te plukken. Ongemerkt gaat ze steeds dieper het bos in. Dan hoort ze een geluid, vlak achter haar. Geschrokken draait ze zich om en ziet ze een enorme gedaante met grote oren en een harige vacht. Nieuwsgierig zet ze een paar stappen dichterbij. Zoiets heeft ze nog nooit gezien. Ze houdt haar hoofdje scheef en kijkt hoe het harige gedaante een stap dichterbij zet. Hij zet zijn poten op de grond, zodat hij op vier poten staat. Langzaam steekt ze haar hand uit. Hij loopt dichterbij en snuffelt even. Roodkapje trekt haar hand terug wanneer zijn neus haar vingers aanraakt.
‘Waarom ben je zo alleen, hier zo diep in het bos?’
Ze haalt haar schouders op, draait zich om en begint weer bloemen te plukken. Ze moet snel zijn. Oma zal vast op haar wachten.
‘Je bent verdwaald, of niet?’
Ze kijkt op naar het dier en tuurt in het rond. Pas nu ziet ze hoe ver ze van het pad is afgedwaald. Bomen torenen hoog boven haar uit. Het pad is nergens meer te bekennen. Langzaam doet ze een paar stappen terug. Zou hij een wolf zijn? Zo’n gemeen dier waar mama altijd voor waarschuwt?
‘Maak je maar geen zorgen, ik weet de weg. Kom maar op mijn rug zitten.’
Vertwijfeld kijkt ze naar zijn rug. Zou hij haar wel kunnen houden? En is hij wel te vertrouwen? Aan de andere kant ziet hij er wel sterk uit. Een wolf zal trouwens nooit zo aardig zijn. Nee, wolven zijn gemeen, dus dit is vast een ander dier.
‘Kom maar en houd je goed vast aan mijn haren,’ zegt de wolf wanneer hij op de grond kan liggen zodat Roodkapje er gemakkelijker op kan zitten.
Voorzichtig gooit ze haar ene beentje over het enorme lijf heen. De haren kietelen tegen haar blote benen aan. Ze houdt in haar handen stevig de stugge haren vast en dan begint de wolf te rennen.
Het verhaal van deze week:
Voorzichtig zet ze haar voetjes weer op het gras neer. De wolf is gestopt met rennen en Roodkapje begrijpt niet waarom. Bij oma’s huis zijn ze nog lang niet.
‘Mijn naam is trouwens Hugo, ben jij niet Roodkapje?’
Roodkapje knikt en kijkt met een frons in haar voorhoofd toe hoe Hugo heen en weer begint te lopen. Zijn lange staart zwiept heen en weer. Plotseling staat Hugo stil. Hij gaat zitten, houdt zijn hoofd scheef en kijkt Roodkapje aan.
‘Waarom heb je een frons in je voorhoofd?’
Roodkapje haalt haar schouders op: ‘Waarom loop jij heen en weer?’
Hugo schudt zijn hoofd: ‘Dat kan ik je niet zeggen.’
Roodkapje loopt naar voren en aait Hugo tussen zijn oren. Hij laat zijn kop zakken en wiegt heen en weer.
‘Ken je dat verhaal?’ Opeens kijkt Hugo Roodkapje weer aan.
Ze haalt haar schouders op. Ze kent wel een paar verhalen, haar moeder vertelt ze altijd.
‘Dat verhaal wat over een wolf gaat?’
Roodkapje kijkt in de verte en denkt diep na. Plotseling weet ze het weer. Het is nooit haar lievelingsverhaal geweest, ze vond het nooit leuk hoe de oma en het kleine meisje werden opgegeten door die gemene wolf.
‘Dat meisje, dat ben jij, Roodkapje en ik ben de wolf.’
Roodkapjes ogen worden groot. Ze kijkt gauw in het rond of ze niet gauw weg kan rennen. Had ze nou maar geluisterd naar mama! Ze weet heel goed hoe het verhaal met de wolf afloopt.
‘Wacht!’ Roept Hugo naar Roodkapje. ‘Ik zal je niet opeten, dat wil ik niet, ik wil een goede wolf zijn.’
Roodkapje blijft staan hoewel ze niet eens doorhad dat ze bewoog.
‘Toen ik je zag wist ik dat jij het kleine meisje uit het verhaal moest zijn. Mijn vader heeft me er altijd over verteld, maar ik wil je niet opeten. Je hebt me nog nooit wat aangedaan.’
Roodkapje houdt haar hoofd scheef en kijkt naar Hugo. Hij ziet er helemaal niet gevaarlijk uit. Zijn ogen staan heel vriendelijk.
‘Als ik je wilde opeten dan had ik dat allang gedaan.’
‘Maar hoor je dan niet eerst mijn oma op te eten?’
‘Alsof ik daar zin in heb. Ze zal vast een lieve vrouw zijn, maar ze lijkt me zo verschrikkelijk taai en dan al dat gedoe met die jager.’
Roodkapje grinnikt en knikt, dat snapt ze wel.
‘Zullen we dan gewoon vrienden zijn?’
Opgelucht haalt Roodkapje adem. Vrienden, dat is wel wat ze wil zijn. Zij en Hugo schrijven wel hun eigen sprookje.
@Anne, hoe ontzettend 'cute'.
Lid sinds
10 jaar 8 maandenRol
Jij weet de spanning weer op
Lid sinds
10 jaar 10 maandenRol
Halverwege dacht ik: nu gaat
Lid sinds
10 jaar 8 maandenRol
Leuk, lief, maar toch mis ik
Lid sinds
10 jaar 10 maandenRol
Heel lief Anne, het sprookje
Lid sinds
13 jaar 1 maandRol
Mili schreef: @Anne, hoe
Lid sinds
10 jaar 9 maandenRol
Hallo Anna, Ik weet niet
Lid sinds
10 jaar 3 maandenRol
Ach wat lief Anne.Echt een
Lid sinds
12 jaar 11 maandenRol
Anne Borneman, Ik ben het wel
Lid sinds
11 jaar 8 maandenRol
@ anne borneman, Leuk gedaan!
Lid sinds
10 jaar 6 maandenRol
Hi Anne, nee er komt geen
Lid sinds
10 jaar 10 maandenRol
W Rynlandt en maddburg,
Lid sinds
10 jaar 9 maandenRol
mooie gebaren gebruikt in je
Lid sinds
10 jaar 8 maandenRol
Het is een heel lief
Lid sinds
10 jaar 8 maandenRol
"Zullen we vrienden zijn"
Lid sinds
12 jaar 5 maandenRol
Leuk verhaal. Ze zijn wel een
Lid sinds
18 jaarRol
Iedereen hartstikke bedankt
Lid sinds
10 jaar 9 maandenRol