Als vertellende schrijver sta je in de weg

De foto is confronterend. Ik bladerde door de krant en kwam hem onverwachts tegen. Nu houd ik de punt van de volgende bladzijde vast; het lukt me niet hem om te slaan. Het beeld heeft me gegrepen en mijn ogen kunnen niet anders dan ernaar kijken. Aan de rand van een zwembad zit een jongeman, duidelijk niet ouder dan een jaar of zesentwintig. Hij valt op omdat zijn benen niet over de rand bungelen, zoals je zou verwachten. Hij heeft ze namelijk niet. Zijn benen lijken onzichtbaar, zijn niets meer dan korte stompjes. De jongen let er niet op. Hij kijkt langs de fotograaf met een dromerige blik in zijn ogen. Ik vraag me af waar hij aan denkt. Hoelang mist hij zijn benen al? Vanaf de geboorte? Of heeft hij een ongeluk gehad? Heeft het leven voor hem nog zin? En waar kijkt hij naar? Ziet hij zwemmers van wie het lichaam wel compleet is? Kan hij ooit nog lopen? Is hij gelukkig?

De foto roept veel vragen op, maar beantwoordt ze niet. In mijn gedachten vorm ik een beeld van de jongen. Ik verzin redenen die de oorzaak kunnen zijn van zijn missende ledematen, maak een voorstelling van hoe zijn leven eruit ziet. Beeld me in dat zijn blik me vertelt dat hij tevreden is, ermee kan leven. Het verhaal krijgt steeds meer vorm en zorgt ervoor dat het me eindelijk lukt de bladzijde om te slaan. Ik heb een beeld bij de foto, ik kan de rest van de krant bekijken. Tot ik op de volgende pagina met het bijschrift geconfronteerd word.

Ik lees dat de jongen Marc heet en vijfentwintig is. Dat hij zijn benen verloren heeft tijdens een missie in Afghanistan, maar er na jaren eindelijk mee om heeft leren gaan. Hij zal nooit meer kunnen lopen. Zijn verhaal is heftig en het maakt bijna net zoveel indruk als de foto. Mijn vragen zijn beantwoord, mijn nieuwsgierigheid ebt weg. Ik weet immers alles al. Toch voel ik lichte teleurstelling. Eigenlijk had ik het bijschrift niet willen lezen. Ik had zijn echte naam en de oorzaak van zijn missende benen niet willen weten, want nu is er geen ruimte meer voor mijn eigen interpretaties. Het beeld dat ik bij de foto gevormd had, vervaagt.

Onmiddellijk moet ik aan de schrijfregel ‘show don’t tell’ denken. De regel die zegt dat je als schrijver vooral met je woorden beelden moet oproepen, maar ze niet letterlijk aan de lezer moet vertellen. De lezer moet een eigen voorstelling kunnen maken, er moet ruimte zijn voor eigen interpretaties zodat de lezer het verhaal naar zijn eigen leven toe kan trekken en zelf kan concluderen wat de schrijver bedoelt. Ik vond de regel altijd vaag en onduidelijk. Nu pas begrijp ik waarom de regel zo vaak wordt aangehaald dat hij bijna cliché is: het is waar.

Als schrijver denk je dat je de lezer helpt door zoveel mogelijk uit te leggen. Door ervoor te zorgen dat hij alles begrijpt, zich alles tot in de details voor kan stellen. Maar soms zijn alleen wat details al genoeg om de lezer een beeld bij het verhaal te laten vormen. Eigenlijk sta je als vertellende schrijver in de weg, ontneem je de lezer de kans het verhaal op zijn eigen manier te interpreteren. De schrijver moet het verhaal vertellen, niet alle antwoorden geven op de vragen die het tijdens het lezen bij de lezer oproept. Ik kijk nog eens naar de foto. Voor het lezen van het bijschrift was hij toch indrukwekkender.

Rosalinde Markus (1994) is Communicatiestudente maar heeft al zolang ze zich kan herinneren een passie voor schrijven. Ze droomt ervan ooit zelf verhalen te publiceren die lezers raken. In de tussentijd schrijft ze op haar blog Passie voor Schrijven over schrijven en journalistiek.

Comments

Als ik gewoon voor de vuist weg schrijf, wordt een eerste versie sowieso te veel tell en te weinig show. Ik ben me daar van bewust en werk er aan. Ik lees overigens ook wel kritiek op het principe van 'show don't tell'. Die kritiek houdt kort samengevat in dat je, omdat er zo ontzettend op dat principe gehamerd wordt, daar ook zo in door kunt schieten dat je verhaal aan het tegenovergestelde euvel gaat lijden. Werkelijk álles willen 'showen' kan ook averechts werken.

De kritiek waar Hay over schrijft is terecht. Show don't tell (SDT) is totally overrated. Het voorbeeld van de jongen aan de rand van het zwembad: Alleen maar show gebruiken maakt het leven van de jongen tot een invuloefening. Gelet op wat de werkelijke oorzaak is van zijn handicap doet dat veel tekort aan wat hem is overkomen. Rosalinde stelt dat haar nieuwsgierigheid weg is, nadat ze het bijschrijft had gelezen. Dat moet ook. Op enig moment moet duidelijk worden waarom dingen zijn zoals ze zijn. Het concept SDT vraagt om een gebruiksaanwijzing. Natuurlijk moet een schrijver bij aanvang triggeren, maar het verhaal moet wel verteld worden zoals het is. Het is de mix van show & tell waar de finesses in zitten en eigenlijk is dat nog veel lastiger dan SDT. Persoonlijk ervaar ik een beetje dat vooral schrijvers to be zich laten doodknuffelen door het concept SDT. Vooral niets vertellen, niet confronteren, de lezer moet zelf denken, invullen en beleven. Onzin, de lezer wil geconfronteerd worden, daarom leest men. Het is alsof je op straat loopt, of om bij het voorbeeld te blijven in het zwembad. Je ziet de jongen, je vraagt je af, je wilt meer weten, durf je het wel te vragen, hé iemand is je voor en vraagt het en schrijft het op. Ik wil het lezen, want ik wil het weten. En als ik het dan weet, dan vergelijk ik en trek de conclusie of mij ja of nee nog veel geshowd moet worden voordat ik het het durf te vertellen. Onlangs heb ik het boek "Assistent van Mengele" door Miklos Nyiszly gelezen. Een sterk staaltje van tell much, show little. De belevenissen van deze joodse Hongaar - die als anatoom patholoog moest werken in de crematoria van Auschwitz - zijn verstikkend. Als lezer moet je oppassen niet doodziek te worden tijdens het lezen. Je slaat het boek dicht en hebt werkelijk 164 pagina's lang naast de man gelopen en gezien en gedaan wat hij ooit heeft gezien en gedaan. De man was arts, geen schrijver, daarvoor verontschuldigt hij zich dan ook, onterecht weliswaar. Sommige verhalen lenen zich per definitie niet voor de vrije val waar de hedendaagse schrijver zijn/haar lezer in wil werpen. Vraag mij over 10 jaar wat ik heb gelezen in het boek van Miklos en ik zal het je vertellen, omdat het mij verteld is. Show is prima, maar laten we niet verleren om het ook gewoon te vertellen. En als we het toch besluiten te gebruiken, laten we het dan doen zoals het bedoeld is. Jan was ontzettend boos. Jan liep stampvoetend door de gang, smeet met de deur en schreeuwde Elsje na dat hij er helemaal klaar mee was. SDT is niet het weglaten van dingen om het anderen (de lezer) te laten invullen, maar beeldend omschrijven om fantasieloze feitelijkheden te omzeilen. Keep the writers dream alive, don't let readers make their own.

"Show is prima, maar laten we niet verleren om het ook gewoon te vertellen." Helemaal mee eens. De 'show, don't tell'-leer lijkt vaak op en modieuze poging om het boek zoveel mogelijk op film te laten lijken. Sommigen zijn zelfs zo bang voor de verteller, dat zij hun toevlucht zoeken in een overmaat aan 'beelden' en dialoog. Maar ook dialogen en beelden kunnen verschillend worden gebruikt: alles invullen of juist ruimte laten voor de verbeelding van de lezer. Ook een verteller kan op die laatste manier vertellen en hoeft de lezer dus niet in de weg te staan. De verteller kan de lezer of toehoorder nieuwsgierig maken, manipuleren en uitdagen. Dat kan alleen in een boek of een voordracht. Misschien ook in de film, als 'voice-over', maar dan doet de film het boek na. Laat het boek het boek; de film de film en laat in beide ruimte voor 'het mysterie'

Bedankt voor alle reacties, ik waardeer ze enorm! Heel interessant ook hoe er een discussie over SDT is ontstaan. Het blijft een fascinerend iets, ik kan me zeker in jullie reacties vinden. Volgens mij is het uiteindelijk aan de schrijver zelf om te bepalen hoeveel hij vertelt en wat hij liever 'showt', maar moeten beide in balans zijn. Wat ik met deze blog voornamelijk heb proberen duidelijk te maken is dat een schrijver die met zijn verhaal geen vragen oproept (omdat hij alles vertelt) of juist alle opgeroepen vragen meteen weer beantwoordt (dus te weinig 'show') de lezer tekort doet. Een boek dat vragen oproept en niet alle vragen beantwoordt, laat iets te nadenken en in te vullen over. En dat is soms ook wel eens fijn. Nogmaals, bedankt voor jullie inzichten!