Afbeelding

Beeld Pexels

Oorlogsfictie

OorlogsfictieIk lees en redigeer zo min mogelijk oorlogsboeken. Non-fictie welteverstaan. Vooral Compartimenten van vernietiging (Abram de Swaan) en Hitlers eerste slachtoffers (Timothy Ryback) maakten een onuitwisbare indruk op me. En met onuitwisbaar bedoel ik dat ik nog steeds bepaalde beelden weg moet drukken op momenten dat ik mijn neefjes en nichtje mijn volle aandacht wil geven.

Wat fictie betreft pak ik vrijwel alles op. Ook oorlogsfictie. Doordat het niet waargebeurd is, kan ik het waarschijnlijker makkelijker van me af zetten zodra ik het boek (of beter gezegd, mijn laptop) dichtklap. Het is immers maar een verzonnen verhaal. Al zijn de meeste verzonnen verhalen doorspekt met feiten en geschiedenisgetrouwe gruwelijkheden.

Waargebeurde verhalen versus verzonnen verhalen

Neem In de voorste linie, van Michael Grant. Het verhaal speelt zich af ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, met als fictieve twist dat ook Amerikaanse vrouwen dienstplichtig zijn. Wat echter de meeste indruk op mij maakte, was de dubbele moraal van een Amerika dat de wereld enerzijds van een racistische leider wilde verlossen (Hitler), en dat anderzijds zélf discrimineerde op huidskleur: zwarte Amerikanen (mag ik dat nog zeggen?) werden bespot en bespuugd terwijl ze in de rij stonden om zich aan te melden voor het leger. Diezelfde dubbele moraal kwam naar voren in Hidden figures (Margot Lee Shetterly), het nón-fictieboek over een groepje zwarte Amerikaanse vrouwen dat een prominente maar verhulde rol speelde in de ontwikkeling van gevechtsvliegtuigen en raketten. Waarmee ik wil zeggen dat fictie vaker dan je denkt, of zou willen, overlapt met non-fictie.

Of neem het overdonderende Offer voor een verloren zaak, van Hugo Luijten, dat zich afspeelt tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ondanks dat het verhaal grotendeels fictief is, voelde ik me tijdens het lezen haast lijfelijk aanwezig op het slagveld. De gruwelijke, zinloze veldslagen uit dit boek hebben me meer geleerd over de Eerste Wereldoorlog – en daarmee elke oorlog – dan me lief is.

Dat ik oorlogsfictie makkelijker van me af kan laten glijden dan non-fictie is dus eigenlijk tegenstrijdig: in fictie komen de oorlogsgruwelen juist véél dichterbij, vanwege de personages die ze ondervinden. Er worden geen koude aantallen of anonieme gebeurtenissen genoemd, zoals in non-fictie, maar je verliest als lezer samen met de protagonist je beste vriend of je familieleden, die lang niet altijd een zachte, directe dood sterven. Je kijkt mee over zijn schouder terwijl hij gedwongen wordt een boerengezin af te schieten, inclusief hun kinderen. 

Maar het is ook dánkzij deze 'gedeelde smart' dat ik dit soort gruwelijkheden makkelijker kan loslaten dan waargebeurde: samen met, of 'via' de personages kan ik mijn angst, walging en verdriet een plekje geven. En dan is er gelukkig nog het dankwoord, waarin de schrijver benadrukt hoe het verhaal (grotendeels) aan zijn fantasie is ontsproten.

Rob Steijger werkt op freelancebasis voor zowel uitgevers als schrijvers en richt zich vooral op fictie en waargebeurde verhalen. Hier vind je zijn website.

Techniek