Afbeelding

Stapels met boeken

Foto: Pixabay

Maak een scène!

Maar maak wel een goede scène: boeiend, verrassend en opwindend, die je lezer laat hunkeren naar het vervolg. Daarvoor moet je scène aan een aantal voorwaarden voldoen.

Essentiële informatie

Als je met een nieuwe scène begint, moet je twee dingen voor je lezer duidelijk maken.

Om wie gaat het?

Voor je lezer moet het duidelijk zijn om welk(e) personage(s) het gaat. Zeker als je boek meer dan één verteller heeft. In een nieuwe scène moet je lezer meteen weten in wiens hoofd ze zit. Zorg daarvoor in maximaal de derde of vierde zin.

In die eerste aanduiding van je personage uit wiens perspectief je vertelt, gebruik je haar* naam; daarna, waar mogelijk, alleen ‘ze’ en ‘haar’. Want als je haar naam blijft gebruiken, schep je afstand. En je wil je lezer juist zo intiem mogelijk laten zijn met de verteller van dienst.

Ik zeg: ‘waar mogelijk’, omdat je soms toch weer even haar naam moet gebruiken. Bijvoorbeeld als ze in interactie of dialoog is met een ander personage. Dan kan het onduidelijk zijn wie de ‘ze’ is, als je die blijft toepassen. NB: dat probleem doet zich natuurlijk alleen voor als het andere personage van hetzelfde geslacht is.

Je kunt soms naar ‘ik’ omschakelen, ook al is dat een perspectief vanuit de derde persoon. Bijvoorbeeld als je in haar gedachten zit:

Bite me, dacht ze, ik heb wel wat leukers te doen.

Waarom lach ik in godsnaam, dacht ze, het is helemaal niet geestig!

Waar zijn we?

Het is ook belangrijk te laten zien op welke plek de scène zich afspeelt. Dat hoeft niet meteen in de eerste zin, maar als het te lang duurt gaat je lezer ernaar zoeken. En dat leidt af van het verhaal.

Wat is ‘te lang’? Als vuistregel: grofweg ergens vóór halverwege de helft van de scène, en bij een lange scène op maximaal een kwart.

Essentiële elementen

Naast die essentiële informatie bevat een goede scène ook een aantal essentiële elementen.

Conflict en spanning

Zo is conflict nodig. Conflict geeft niet alleen de broodnodige spanning, maar draagt ook bij aan het overall conflict in je boek.

Actie

Niet elke scène heeft actie nodig in de zin van achtervolgingen, een gevecht of iets dergelijks. Maar er moet wel iets gebeuren.

Die actie moet passen binnen de plot of subplot. Bijvoorbeeld door, direct of indirect, je personage op te stuwen in haar pogingen haar doel te bereiken, of haar daar juist in te dwarsbomen. Of door het karakter en de drijfveren van het personage te tonen. Dat kan het hoofdpersonage zijn maar ook een ander; zo lang het maar relevant is de plot.

What happens next?

Je hoeft niet elke scène met een cliffhanger te eindigen. Maar het einde moet wél nieuwsgiering maken naar de rest. En natuurlijk moet de hele scène je lezer zo gepakt hebben, zo ademloos door de tekst heen hebben gejaagd, zo flabbergasted na het laatste woord hebben achtergelaten, dat ze doorgaat met lezen, al is het al 2 uur ’s nachts en gaat de wekker om 6 uur.

Wij schrijvers zijn genadeloos.


* Lees voor ‘zij’ en ‘haar’ ook ‘hij’, ‘hem’ en ‘zijn’.

Over de auteur

Door Miriam Wesselink
1.    Is informatieanalist van beroep.
2.    Is schrijver omdat ze schrijven heerlijk vindt.
3.    Schrijft momenteel haar boek Verstrengelde Deeltjes
4.    Schrijft ook artikelen op haar schrijftipswebsite Singularity.nl.
5.    Schrijft zo nu en dan een kort verhaal en publiceert dat dan ook op haar site.
6.    Twittert over van alles en nog wat.
7.    Heeft als motto: ik bid niet maar vloek wel.

Techniek