Lief schrijven

Lief schrijvenWe kennen elkaar al lang en nog altijd zijn we samen. De eerste keer dat ik je ontmoette was ik een jaar of vijf en had ik nog spierwit vlashaar. Onze eerste keer ging zoals het vaker gaat bij eerste keren; klungelig, slordig en weinig fijngevoeligheid in mijn vingers. Het voelde goed, dat wel, maar we hadden nog een lange weg te gaan. Speciaal was je allerminst. Leuk wel, maar je was vooral erg nieuw voor me en dat maakte het wel een beetje spannend.
Naarmate ik ouder werd leerde ik je steeds iets beter kennen. Je begon me voor het eerst te prikkelen. Tenminste, zo zag ik dat toen. Nu weet ik dat het tegendeel waar is. Je flirtte gewoon ongegeneerd met me tijdens de eerste opstellen die ik moest neerpennen met mijn blanke, houten vulpen. Ik vond je leuk, zonder dat ik het besefte. Een geval van blinde liefde, naar ik vermoed.

Ik was zoekende naar iets waarvan ik niet door had dat het zich recht voor me bevond. Jij was zo bijzonder dat je te gewoon leek. Onze aantrekkingskracht was zo sterk dat het me onwerkelijk leek. Dit kon geen liefde zijn. Jij was zo bescheiden, zo alledaags en zo gewoon. Jij was zo van iedereen.

Heel mijn leven heb ik je al gewild zonder het zelf te beseffen. Jij leek als al die anderen maar je was het niet. Jij hoorde bij mij zoals een vulling bij een pen en zoals toetsen bij een typemachine. Behoefte om van de daken te schreeuwen dat ik bij jou hoorde had je niet. Jij drong je nooit op, je was er gewoon. Altijd. Wanneer ik je nodig had dienden witte vellen gelijnd papier als Cleenex waarop ik uit kon huilen. Ik kon alles bij je kwijt, het maakte je niet uit wat. Toen niet, en nu niet.

Het moet teleurstellend voor je zijn geweest toen je mij zag zoeken naar vervanging voor jou. Ik probeerde het met anderen, maar keerde steeds weer bij je terug. Gebroken. Jij sloot me in jouw armen en ik sloot een pen in mijn vingers en huilde, blauwe druppels op wit papier. Ik huilde hele verhalen bij elkaar, over infantiele tekeningen, over afgrijselijke schilderijen en over beeldhouwwerkjes zo halfbakken dat ze nog voor voltooiing bij het grof vuil terecht kwamen.
Jij hebt het allemaal gezien. Je huilde niet met me mee, maar jij was er. Elke keer opnieuw.

Tijdens gelukkige momenten in mijn leven dacht ik het allemaal alleen te kunnen, dat ik jou niet nodig had. Maar wanneer tegenslag zich aandiende kroop ik steeds maar weer terug jouw kant op. Naarmate de tijd verstrijkt ben ik meer en meer gaan inzien dat jij bij mij hoort zoals ik bij jou. Jij bent onvermijdelijk. Ik ben je gaan waarderen en ik vind je elke dag een beetje mooier. Hoe beter ik je leer kennen, hoe verliefder ik op je word.

Onze relatie zal nog genoeg hobbels te verwerken krijgen maar ondanks dat wil ik geen dag meer zonder je. Ik wil samen met jou de wereld zien, en onze wereld aan anderen tonen.
Na veel proberen en oefenen kunnen we dan ooit, ooit, samen iets groots verwezenlijken. Iets dat ons voor altijd verbinden zal: de geboorte van een prachtig boek. Een boek met iets van jou en iets van mij. Een liefdeskind, met de nodige strubbelingen ter wereld gekomen maar wel van ons. Samen. Ik hoop op een groot gezin. Met jou.

Lief schrijven, ik hou van je. Een boekenplank vol.

Jeroen van Bruggen (1989, Zwolle), schrijft voornamelijk korte verhalen en columns. Daarnaast is hij student Romans en korte verhalen schrijven aan de Schrijversacademie. 

Techniek