'Schrijven voor theater' is een schrijfboek van Willy Hilverda, waarin ze 13 theaterschrijvers interviewt. Hoe doen ze dat, toneelschrijvers? Hoe komen ze van een idee tot een productie? Waarin verschillen ze? En wat kun je leren als jonge theaterschrijver?

Ko van den Bosch
De teksten die ik schrijf zijn werkmateriaal. Mijn hoofddoel is theatermaken

Ko van den Bosch
Ko van den Bosch richtte in 1984 Alex d’Electrique op. Met regisseur Ola Mafalaani en dramaturg Dirkje Houtman vormt hij sinds januari 2009 het artistieke team van het Noord Nederlands Toneel (NNT). Tien van zijn stukken zijn gebundeld in ‘Komt op. Rookt wat. Gaat af’ (De Geus). ‘Elf minuten’, een bewerking van het gelijknamige boek van Paulo Coelho, is vanaf eind februari 2010 te zien in de theaters.

Als je aan een stuk begint, waar begint het dan?
‘Bij ‘Divina Commedia’ was een bestaande tekst het uitgangspunt en waren de opvattingen van regisseur Ola Mafaalani richtinggevend. Ola maakt altijd vrij zware bewerkingen, omdat ze geëngageerde stukken wil maken.
Bij ‘Achterlanden’ wilde ik een Europees echtpaar in relatiecrisis in een voor hen vreemde omgeving. Daar heb ik alles omheen gecomponeerd.

De musical ‘Heelhuids & Halsoverkop’ begon met een idee van een choreograaf die iets met countrymuziek wilde. Ik luisterde twee weken naar countrymuziek en werd er helemaal gek van. Toen bedacht ik dat het iets David Lynch-achtigs moest zijn. De dansgroep bestond uit vijf verschillende nationaliteiten die door een storm bij elkaar waren gedreven. Dat leidde vanzelf naar ‘The Tempest’ van Shakespeare.’

Diep je eerst de personages uit?
‘De teksten die ik schrijf zijn nooit erg psychologisch. Ik weet meestal voor welke acteurs ik schrijf en geef een karakter teksten die dichtbij de acteur staan. In mijn teksten gat het meer om thematische omzwervingen dan dat ik bijvoorbeeld inzichtelijk wil maken waarom de vrouw in ‘Achterlanden’ uiteindelijk weggaat. Psychologie interesseert me niet zo.

Op Amerikaanse scenarioschrijfcursussen leer je het traject helemaal uit te zetten. Ik heb een paar keer geschreven voor films en tv, maar dan ben je bezig met een invuloefening die me niet zo interesseert. Ik vind het interessanter om vanuit de tekst zelf te kijken waar het naartoe leidt.

Als ik scènes, monologen en dialogen heb geschreven en beelden of stukken muziek heb bedacht, zet ik dat wel in een structuur van introductie, plotontwikkeling en afronding. Ik werk dus vanuit concreet materiaal.’

Hoe zet je je materiaal in een structuur?
‘Ik heb een soort storyboard aan de muur van mijn kantoor hangen, met losse kaartjes. Alles wat ik schrijf of bedenk aan beelden of wat in het repetitieproces ontstaat, geef ik een plek op dat storyboard. Vervolgens ga ik schuiven. Ik kijk heel scherp naar de ritmiek van het stuk en naar momenten die opgerekt moeten worden, hetzij in spel, hetzij in extra tekst. Tot de eindmontage blijf ik heen en weer gaan van het schrijven van concreet materiaal naar het kijken naar de structuur.

In dit proces van editing zijn de repetities eigenlijk een uitloop van het schrijfproces. Op het moment dat ik mijn tekst gespeeld zie worden, denk ik: oh ja, de gekte wordt al gespeeld, dus daar hoef ik niet zo vaak naar te verwijzen. Of, na twee scènes is het wel duidelijk dat de buitenwereld Afrika is, dus dat hoef je niet doorlopend te zeggen. Eigenlijk weet je van tevoren al dat je het begin en het einde van je tekst er gewoon af kunt knippen.’

Je schrijft ook voor andere regisseurs. Willen die niet liever een kant en klare tekst?
‘Kenmerkend voor de Nederlandse situatie is dat veel toneelschrijvers ook regisseurs zijn. Dus zijn de teksten die ze maken afhankelijk van de totale context. Duitse toneelschrijvers zijn veel literairder en veel autonomer. Zij schrijven hun teksten helemaal uit en laten ze door hun uitgever uitventen naar de verschillende gezelschappen.

Ik ben geen schrijver die bezig is met een oeuvre waarin alle komma’s goed staan. Mijn hoofddoel is theatermaken. De teksten die ik schrijf zijn werkmateriaal, die zijn een nevenresultaat is van het maakproces. Dat brengt met zich mee dat je eigenlijk nooit tijd hebt om ze heel goed te editen of de regieaanwijzingen zorgvuldig op te schrijven.‘

Bij het NNT heb je een aantal bewerkingen gemaakt. Hoe maak je een keuze in de teksten die je bewerkt?
‘Ik lees de teksten en kijk welke scharnierpunten interessant zijn. Ik neem er elementen uit en componeer ze tot een eigen verhaal. Voor ‘Gaga’ had ik ‘Het leven is droom’ van Calderón gelezen. Calderón zit op de scheidslijn van Middeleeuwen en Renaissance. Aan de ene kant wordt de eigen wil van de mens gepredikt en tegelijkertijd hoort de koning uit het verhaal allerlei voorspellingen dat zijn zoon hem van zijn troon af zal stoten. Ik heb in mijn tekst de vorm van een voorspelling gebruikt. Dat is een monoloog van twee pagina’s die ook in Calderón staat. Ik probeer het wel altijd actueel te maken.

Bij bewerkingen van Ola gaat het ook zo, bijvoorbeeld in ‘Medea’. In de tekst van Seneca staat een lange monoloog van Medea over haat, terwijl Ola vond dat het stuk over liefde moest gaan. Dan schrijf ik een monoloog over liefde, in de stijl van Seneca.

Voor ‘Divina Commedia’ heb ik teksten van Dante letterlijk gebruikt en teksten in zijn stijl geschreven over het probleem van illegale vluchtelingen. Andere teksten zijn weer typisch Van den Bosch. Zo maak ik een heel geschakeerde opbouw in teksten.’

Wat is typisch Van den Bosch? 
‘Ik zie mezelf niet als een psychologische of literaire schrijver. Ik kom uit de beeldende kunst en gebruik vaak letterlijke beeldbeschrijvingen. Ik denk dat dat typerend voor mijn stijl is.

Bijvoorbeeld het fenomeen dat er steeds meer liedjes in een i-pod gaan, wel twintigduizend. Dan heb je een luciferdoosje met al je liedjes, met al je gevoelens, de liedjes waarop je hebt gedanst, gevreeën. Vroeger waren dat platencollecties, dat had materialiteit. Ik laat iemand beschrijven hoe die materialiteit verdwijnt. Vervolgens beschrijft iemand de angst voor het feit dat alles zo onmaterieel is. Als we de kennis verliezen om nummers van cd-tjes af te halen, ben je alles kwijt. Het gaat over angst, maar het is heel concreet. Ik probeer dat zo helder en compact mogelijk te beschrijven.’

Maak je aantekeningen van dingen die je opvallen?
‘Ik begin altijd heel enthousiast met boekjes waarin ik ideeën opschrijf en heb allemaal nieuwe boekjes waarin een paar regels staan. Laatst bedacht ik als personage een Ikea-meubelrestaurateur. Meubelrestaurateurs houden zich altijd bezig met zorgvuldig gemaakte meubels, maar deze maakt zich heel hard voor het restaureren van spaanplaat. Het is interessant omdat het een tegenstelling is tussen moderne dingen met een korte levensduur en het instandhouden van objecten die voor de eeuwigheid zijn gemaakt. Dan schrijf ik ‘Ikea-restaurateur’ op, maar hoef het niet persé te noteren. Goede ideeën blijven wel haken.’

Boeken uit de schrijfbibliotheek zijn hier te bestellen.

Uitgeven