Vervolg van het artikel over schrijftips van Goethe uit het derde nummer van Schrijven Magazine van 2014. Het volledige artikel lezen? Bestel het nummer hier na.

Afgelopen zomer las ik werk van Goethe en vroeg me af hoe schrijvers elkaar in die tijd de geheimen van het vak met elkaar uitwisselden. We leven nu in een tijd van schrijfcursussen en schrijftips – maar hoe deden ze dat in de 18de en begin 19de eeuw?

Door Jan Veldman

11) Heb iets te vertellen

Om proza te schrijven, moet je iets te zeggen hebben, maar wie niets te zeggen heeft, die kan altijd wel verzen en rijmen maken waarin het ene woord het andere oproept en er uiteindelijk iets uitkomt dat weliswaar niets te betekenen heeft, maar eruitziet alsof dat wél het geval is.’ (Eck 206)

Goethe reageerde op het futloze proza van jongere schrijvers van zijn tijd. Bij sommige gelukkige mensen is het zo dat de wereld in combinatie met de opvoeding, het streven en de persoonlijkheid van de kunstenaar als bij toeval op een manier samenkomen, dat het iets oplevert dat je talent zou kunnen noemen. Met ‘iets te vertellen hebben’ bedoelen we overigens niet het onderwerp van het werk. Het is met name wat er binnen in de kunstenaar zit. Kijk naar Shakespeare. Hij had er ook voor kunnen kiezen Hamlet niet te schrijven, daar was hij niet meer of minder Shakespeare mee geweest. Iedereen zou een Faust kunnen schrijven, maar omdat het juist Goethe was die dat deed, is het een onvergetelijk meesterwerk geworden.

12) Wees specifiek

Het waarnemen en het beschrijven van het bijzondere is het eigenlijke leven van de kunst. Je hoeft niet bang te zijn dat het bijzondere geen weerklank vindt. Alles, van mens tot steen, heeft iets algemeens, ‘want alles herhaalt zich en er is niets in de wereld dat maar één keer is.’ (Eck 56)

Eckermann begreep niet helemaal wat zijn leermeester bedoelde. Toch komt het ‘wees specifiek’, ‘wees persoonlijk’, ‘God is in the details’ bij vele schrijfdocenten terug en volgens mij terecht. Hoe persoonlijker en specifieker je beschrijving, hoe meer je verhaal tot leven komt, hoe waarachtiger hij wordt.

‘Bezoek een stad die ik ook heb bezocht en beschreven. Ga naar de kastelein, laat hem zijn verhaal vertellen, beschrijf de mensen die je op straat ziet. Je zult met een totaal ander verhaal komen dan ik,’ zei Goethe tot Eckermann.

13) Maak fouten

Goethe zag het nut in van fouten maken om tot betere kunst te komen. ‘Ik beleefde het meeste plezier aan de dichterlijke uitbeelding van wat ik bij mezelf, anderen en de natuur waarnam. Ik werd er steeds bedrevener in, doordat ik alleen van mijn intuïtie gebruikmaakte en me niet door kritiek in verwarring liet brengen. Als ik niet helemaal overtuigd was van de kwaliteit van mijn werk, dan zag ik wel dat het niet foutloos was, maar daarom niet helemaal verwerpelijk. Ik was ervan overtuigd dat ik op de duur steeds beter zou worden.’ (D&W 219)

14) Meer daad dan resultaat

‘Het manierisme wil altijd resultaten zien en beleeft geen plezier aan arbeid. Het echte talent vindt zijn geluk in het bezig zijn.’ (Eck 90)

Denk dus nooit aan hoe het werk ontvangen zal worden als je er mee bezig bent. Geniet van het schrijven zelf. Ook al hangt je inkomen ervan af: schrijven is schrijven, verdienen is verdienen.

Goethe kon het zich veroorloven om zich bij het schrijven niet druk te maken over het geld. Zijn afkomst en functies die hij bekleedde vrijwaarden hem van geldzorgen. Hij hoefde niet om den brode te schrijven en dat gaf hem de nodige vrijheid. Tsjechov schreef heel grappige verhalen toen hij geld moest verdienen, maar zijn werk kreeg pas echt een peilloos niveau toen hij het voor het geld alleen niet meer hoefde te doen.

Sommige schrijvers, vaklieden, hebben het geluk te kunnen werken in een succesformule. Goethe pochte dat hij die formule beheerste, maar hij gebruikte die alleen maar om vrienden en vooral vriendinnen mee te winnen: ‘Het opwekken van nieuwsgierigheid, het vasthouden van de aandacht, het voortijdig willen verklaren van onoplosbare raadsels, de verrassing volgend op verkeerde verwachtingen door de omwisseling van het wonderbaarlijke door nog iets wonderbaarlijkere, het inboezemen van medelijden en vrees, het opwekken van bezorgdheid, de ontroering en uiteindelijk de bevrediging van de gemoederen door scherts en de aanzet tot verbeelding en nadenken bij de toehoorder.’ (D&W 398)

Over het geluk om met je werk een groot publiek te bereiken zei Goethe het volgende: ‘Het komt erop aan dat de dichter de koers weet te vinden naar het publiek. Valt de koers samen met de smaak en de belangstelling van het publiek, dan kan er niet veel meer misgaan. […] Lord Byron is misschien niet zo gelukkig geweest; zijn opvattingen vielen niet samen met die van het grote publiek. […] Het gaat er niet om van welk niveau de poëet is, iemand die met zijn persoonlijkheid nauwelijks boven het grote publiek uitsteekt wordt juist daarom door iedereen gewaardeerd.’ (Eck 131)

15) Omgaan met kritiek

Is het werk eenmaal geschreven en is het als door een wonder ook nog eens uitgegeven, dan ben je nog niet klaar. Tegenwoordig komt daar nog eens de marketing bij en daarna het verschrikkelijkste: de kritiek.

‘Ik wil iets zeggen over de beide erfvijanden van alles wat het leven aangenaam maakt, namelijk de satire en de kritiek. In rustige tijden wil ieder op zijn zelfgekozen manier leven. De burger wil zijn zaken doen en na afloop zijn plezier zoeken, de schrijver wil een werk voltooien, het publiceren en, zo niet op een beloning dan toch in elk geval op waardering hopen, omdat hij gelooft iets goeds en iets nuttigs te hebben gedaan. In deze rust wordt de burger door de satiricus en de schrijver door de criticus verstoord, waardoor de zo vredige samenleving in onaangename beroering wordt gebracht.’ (D&W 235)

Ware woorden. De enige troost die Goethe biedt, zijn een aantal verhalen over het korte openbare leven van critici die al te wild om zich heensloegen.

Techniek