Ik ben in Spanje met Chiara. We zitten in een hotel op één minuut lopen van het strand en twee minuten van het uitgaanscentrum van Platja D’aro. De lucht is blauw, de cocktails zijn goedkoop, het leven lacht ons toe, zou je denken. Maar niets is minder waar. Het is afzien. We tobben een eind weg. Het is overleven, zou ik bijna durven zeggen. Fuck it, ik zeg het gewoon. Het is overleven.
We gaan iedere dag naar het strand. Het strand is geen echt strand, want er ligt geen zand. Er liggen kiezelsteentjes. Ook waait het. Alles waait weg op dit strand. Afval, luchtbedden, vetrollen, Spaanse scheldkanonnades, maar vooral parasollen. Dat gaat al dagen zo. Die Nederlanders kunnen geen parasol plaatsen. Ik roep dan nog: “Je moet een parasolschroef kopen.” Maar ze vertikken het.
Dus vliegen de parasollen hier in het rond. Het is levensgevaarlijk. Chiara en ik zijn constant op onze hoede. We kunnen geen boek lezen, geen biertje drinken, niet naar de horizon achter de zee turen, want voor je het weet word je door een parasolstok doorkliefd. Spaanse parasollen hebben de scherpste parasolstokken van Europa. Komt door dat kiezelstrand.
Vandaag vloog een parasol wel honderd meter over het strand. Hij reeg gezin na gezin aan zijn stok en werd uiteindelijk gevangen door een oude, Spaanse man met een hoedje op. Hij vond het wel een vreemde gewaarwording, zo’n parasol met acht gezinnen eraan gepind, maar gaf ‘m zonder morren terug aan de eigenaar.
Eigenaren onderschatten vaak de ernst van zo’n situatie. Ze sjokken lacherig achter de parasol aan. Pas als de ledematen in het rond vliegen, wordt hun tred gehaast en ernstig. Mensen in de omgeving van de losgewortelde parasol klappen hun parasolletje ook maar in. “Je weet nooit wiens parasol de volgende is”, hoor ik ze smoezen.
Naast ons ruziet een stel. Ze gaan lunchen en de vrouw wil de parasol inklappen. De man denkt dat het zo wel kan. Hij heeft immers met kiezelstenen een berg tegen de parasolstok gebouwd. De vrouw vindt dat de aanwezigheid van het bergje kiezelstenen niet opweegt tegen de afwezigheid van een parasolschroef. Ze besluiten de parasol open te laten. Vijf minuten later zien ze ‘m vanaf de boulevard door de lucht gieren. Ze besluiten de volgende dag naar huis te gaan. “Geen schroef”, zou ze de hele terugreis mompelen.
Er zijn ook mooie constructies te zien op het strand. Constructies waarvan je denkt: “Zo, dat is een stevige constructie. Daar is over nagedacht. Die parasol waait niet zomaar weg.” Ik tik mijn vriendin aan en wijs haar op zo’n mooie constructie. “Zie je die man die eronder ligt”, zeg ik. “Die draagt ervaring met zich mee. Dat zie je zo. Hij is iemand die ’s ochtends wakker wordt en meteen bedenkt hoe zijn parasol niet gaat wegwaaien.”
Ik probeer die constructie al dagen na te bouwen. Mijn parasol staat gedegen, zal niet wegwaaien, maar haalt ’t niet bij de constructie van de man. Hij heeft de beste schroef van Spanje, zet de parasol tegen de wind in, gebruikt speciale flappen waar hij een berg kiezelstenen ingooit die het gewicht van de parasol verzwaart en heeft een vrouw van 130 kilo, die hij op één van de flappen drapeert waar geen kiezelstenen liggen. Ik kijk naar Chiara en denk: nog even meisje, nog even.
Door Tom Grosfeld