Deze column van Lex Jansen is oorspronkelijk gepubliceerd in de vijfde editie in 2016 in Schrijven Magazine. 

Als redacteur heb ik auteurs geregeld gevraagd naar hun ideale schrijfdag. Telkens kreeg ik een ander antwoord. De een schrijft liever ’s ochtends, de ander juist ’s middags. Sommigen krijgen geen pen op papier als de omgeving niet doodstil is, anderen zoeken juist het lawaai van een gezellige dorpskroeg. Maar wat alle auteurs gemeen hebben, is dat ze meer niet dan wel schrijven. Daar dacht ik aan toen ik met Bart in de auto zat.

We reden door het bos, het felle zonlicht werd getemperd door het gebladerte; bij de bron aan de kant van de weg schoot een hertje weg, het dichte struweel in. Bart vertelde dat hij soms ’s nachts ineens wist hoe een bepaalde scène geschreven zou moeten worden, maar dat die zekerheid verdween als sneeuw voor de zon op het moment dat hij achter zijn Apple naar een leeg beeld zat te staren. ‘Als ik maar lang genoeg blijf zitten, komt er altijd wel iets, maar vaak heeft dat helemaal niets te maken met de scène die ik zo graag wilde beschrijven.’ Opstaan, koffie zetten, weer gaan zitten. De geschreven zinnen deleten en vervangen door eigenlijk toch weer precies dezelfde zinnen. Even een muziekje opzetten. Nee, toch liever geen Bach. Ach, laat ook maar. Dan maar geen muziek… Ik liet hem praten. Had vergelijkbare monologen ook van anderen gehoord.

Ik parkeerde op een plek waar in de herfst en winter jagers hun auto’s neerzetten. Ik verwisselde mijn veterschoenen voor Nikes, want we zouden samen een stuk gaan rennen. Bart had erover geklaagd dat zijn hoofd zó vol was, dat er niets meer bij kon. Hij kon verbindingen leggen tussen ogenschijnlijk losstaande elementen uit zijn manuscript, maar op het moment dat hij zoiets in woorden wilde vangen, ontglipte het hem. Dat maakte hem kwaad, of verdrietig. Soms zelf wanhopig. ‘En als ik een uur later zonder na te denken sta te strijken, komt de oplossing ineens onder een glad gestreken zakdoek vandaan!’

Wat hem achter de strijkplank overkomt, ervaart hij ook als hij een flink stuk gaat rennen. Daarom heeft hij daar nu een gewoonte van gemaakt. Iedere renpartij levert minimaal één bruikbare gedachte op. Toen ik hem na lezing van zijn manuscript op een inconsequentie wees in het karakter van één van de personages, was hij niet lang stil. ‘Ga je mee?’ vroeg hij. ‘Ik wil even rennen. Straks weet ik de oplossing.’

Door Lex Jansen

Jansen was 12,5 jaar uitgever van De Arbeiderspers. In 2014 startte hij zijn eigen bedrijf: Magonia.

Techniek

Dossier