handboek voor schrijversDe zesde editie van het 'Handboek voor schrijvers' is verschenen, traditiegetrouw verder aangescherpt, herschreven en fors uitgebreid. Een voorpublicatie van Maaike Molhuysen en Louis Stiller over omgaan met feedback.

Wie erop let, ziet het steeds opnieuw in allerlei talentenjachten op televisie. Neem nou het meisje dat auditie doet bij het programma Popstars. Ze begeleidt zichzelf op gitaar. Ze speelt best goed en ook haar zang is aardig, maar ze staat erbij als een zoutzak en kijkt de jury niet aan. ‘Kun je ook proberen een beetje enthousiaster over te komen?’ vraagt een van de juryleden. ‘Nee. Dit is mijn stijl, zo ben ik nou eenmaal’, kaatst het gitaarmeisje verbeten terug. Ze kan meteen vertrekken.

Een ander meisje verschijnt in de auditieruimte. Ze zingt een R&B-nummer. Ze klinkt alsof ze een wasknijper op haar neus heeft en laat stem aanstellerige buitelingen maken. ‘Je zingt nogal nasaal, zou je kunnen proberen wat meer uit je buik te zingen?’ vraagt jurylid Patricia Paay. Het meisje doet een nieuwe poging. ‘En nu wat minder met van die acrobatische nootjes’, luidt de volgende aanwijzing. Het meisje vindt het zichtbaar moeilijk, maar ze doet haar best. Als ze klaar is, kijken de juryleden elkaar aan. Ze overleggen even en zeggen dan tegen de kandidate: ‘In het begin klonk het nergens naar, maar je pikt onze aanwijzingen snel op. We willen je graag nog eens horen, je bent dus door naar de volgende ronde.’

Redacteuren van uitgeverijen, makers van literaire tijdschriften, schrijfdocenten, schrijfcoaches en literair agenten kennen dit verschijnsel maar al te goed. Veel beginnende schrijvers lijken enorm overtuigd van hun eigen kwaliteiten en reageren in eerste instantie vaak nogal defensief als ze worden aangesproken op iets wat beter zou kunnen. Ze lijken niet goed te weten wat ze ermee aanmoeten: al hun prachtige schrijfwerk in de prullenmand gooien of koppig hun eigen weg vervolgen? Een tussenweg lijkt er nauwelijks te zijn.

Wat beginnende auteurs lijken te vergeten, is dat in principe iedere tekst werk-in-uitvoering is. Het kan altijd beter, sterker, preciezer. Het is misschien wel een van de belangrijkste lessen die je als auteur leert: het manuscript dat je zo vol trots neerlegt bij een manuscriptbeoordelingsbureau, je schrijfdocent of een uitgeverij is geen eindproduct maar een halffabricaat.

Renate Dorrestein schrikt niet terug voor een versie meer of minder. In haar boek Het geheim van de schrijver schrijft ze: ‘Net zoals we er soms wel tien jaar over doen om een bepaalde ervaring of gebeurtenis uit ons leven in het juiste licht te bezien, zo kunnen er ook tien versies van een verhaal nodig zijn om de ware aard ervan aan het licht te brengen. (...) Een eerste versie geeft maar één visie op de betekenis van het verhaal, namelijk die van de schrijver in zijn roes. Een oppervlakkige, want de koortsachtige visie, die rustig moet worden herbezien om de betekenis te doorgronden. Wat aanvankelijk leek op een verhaal over verloren onschuld, blijkt later over zelfbedrog te gaan.’

Uit Dorresteins citaat kun je afleiden dat voor haar niet een complete wereld instort als er zich een volstrekt nieuw inzicht aandient – of dat nu gebeurt nadat ze zelf haar manuscript kritisch heeft bekeken of na feedback van haar redacteur of uitgever. Het is voor haar alleen maar een aanleiding om nog dieper in haar verhaalidee te duiken. Dat vermogen heeft ze in de loop van haar carrière ontwikkeld.

Niet persoonlijk

In de meeste gevallen is de mening van anderen over je manuscript van vitaal belang voor het schrijfproces. Maar dat betekent dus ook dat je zult moeten leren om te gaan met de kritiek van meelezers, docenten, redacteuren en uitgevers. Laten we er niet omheen draaien: het is nooit leuk om kritiek te krijgen, en al helemaal niet op het manuscript waar je zelf zo trots op bent. Ook voor wie al langer schrijft, blijft het altijd een beetje eng om voor het eerst nieuw werk aan iemand voor te leggen. ‘Ik vind het nog steeds heel spannend’, vertelt Margriet Hogeweg, auteur van de kinderboeken De God van oma Vanouds en Verboden voor Sinterklaas. ‘Het is toch een beetje alsof je jezelf in je blootje in een envelop stopt, waarna anderen je gaan staan bekijken en allemaal dingen over je gaan zeggen.’

Maar er zijn verschillende stappen die je kunt zetten om te leren omgaan met kritiek. De allereerste is, zoals we hierboven al zagen, beseffen dat je manuscript een werk in wording is. Kritiek daarop – of dat nu van meelezers komt, schrijfdocenten, een redacteur of je uitgever – is bedoeld om dat werk beter te maken. Eigenlijk moeten we daarom niet spreken van ‘kritiek’, maar van ‘feedback’. Het idee achter de op- en aanmerkingen is immers dat ze jou als auteur handvatten geven om vol goede moed weer verder te gaan met je werk. Schrijfster Bettina Drion zegt daarover: ‘Iedere vorm van kritiek biedt mij de mogelijkheid over mijzelf heen te kijken.’

Iets anders wat belangrijk is om je te realiseren, is dat deze feedback uitsluitend je werk geldt, en niet je persoonlijkheid. Als je schrijfdocent of redacteur zegt dat bepaalde passages nog niet uit de verf komen, de ontknoping van je verhaal uit de lucht komt vallen of dat de beelden die je met je gedichten wilt oproepen hen nog niet helemaal helder voor ogen staan, dan doet hij dat niet omdat hij je niet aardig vindt, maar omdat hij je wil stimuleren om je werk beter te maken.

Voor Rita Spijker, auteur van de romans Kreukherstellend, Tussen zussen en Hemelkind, kwam het omslagpunt tijdens het schrijven van haar derde boek. ‘Ik leverde de tweede of de derde versie van Hemelkind in met het idee: dit is helemaal goed, dit kan gewoon niet beter. Toen mijn redacteur en de uitgever vervolgens zeiden dat ze het nog niet zo goed vonden, voelde dat als een persoonlijke aanval. Maar daarna was het wel alsof er opeens een lichtje ging schijnen, alsof ik er doorheen kon zien. Ik besefte dat hun opmerkingen niet tegen mij persoonlijk gericht waren, maar bedoeld waren om het manuscript te verbeteren. Opeens kreeg ik ook plezier in het ambacht en de verschillende fases van het schrijfproces. Ik ontdekte dat mijn schrijfvaardigheid een instrument is waarmee ik iets kan maken. Wat dat betreft is het werken met mijn redacteur en uitgever mijn schrijfopleiding geweest, ik heb als het ware praktijkonderwijs gehad.’

Voor veel auteurs maakt het ook uit wie de feedback geeft. Margriet Hogeweg: ‘Ik kan goed tegen kritiek, maar het maakt wel uit hoe het gebracht wordt. Bovendien is het ook belangrijk dat ik het gevoel hebt dat ik een beetje op kan kijken tegen degene die het geeft. Ik moet het gevoel hebben dat ik iets kan leren van die persoon, overtuigd zijn van zijn professionaliteit.’

Vraag door

Uiteraard is het belangrijk om je goed voor te bereiden wanneer je feedback aan anderen vraagt. Maak een zo duidelijk mogelijk lijstje met vragen en aandachtspunten. Niet alleen dwing je jezelf daarmee om nog eens goed naar je tekst te kijken en erover na te denken, maar je geeft je meelezers, schrijfdocent of redacteur ook de kans om uitgebreid in te gaan op je twijfels.

Als je eenmaal de feedback ontvangt, laat die dan eerst rustig tot je doordringen. Probeer zo goed mogelijk te achterhalen wat de feedbackgever precies bedoelt. Of je het ermee eens bent, is van later zorg; het gaat er nu meer om dat je snapt wat je meelezer zegt. Goede manuscriptbeoordelaars, docenten en redacteuren zullen hun argumenten illustreren met voorbeelden, maar mocht dat niet gebeuren, vraag er dan gewoon om. Margriet Hogeweg: ‘Een kreet als “Er mist nog iets aan” is te vaag, dan moet je doorvragen. Die verantwoordelijkheid ligt bij jou als schrijver zelf. En begin vooral niet met herschrijven voor dat je precies weet wat er volgens de ander nog niet klopt aan je verhaal.’ Als je merkt dat je niet meteen adequaat kunt reageren, vraag dan of je er later nog even op terug mag komen.

De volgende stap is dat je heel rustig de feedback gaat ‘wegen’. Natuurlijk, schrijven is geen keiharde wetenschap, dus kritiek is altijd min of meer subjectief, en zelfs het element ‘smaak’ valt nooit helemaal weg te poetsen, ook niet bij professionals. Maar als een meelezer vindt dat je woordgebruik in je gedichten te wollig of eenzijdig is, dan kun je die opmerking beter eerst even onderzoeken voordat je haar terzijde schuift. Grote kans namelijk dat de uitgever naar wie je je werk opstuurt straks hetzelfde vindt. En wanneer een redacteur opmerkt dat er te veel verhaallijnen in je roman zitten, dan is het niet geheel ondenkbaar dat een criticus straks hetzelfde schrijft. Blijft dus niet obstinaat aan je eigen ideeën vasthouden en neem de feedback serieus. Nu kun je je manuscript immers nog verbeteren; als de kritiek na de publicatie van je boek losbarst, kun je alleen maar wachten tot de bui overwaait.

Dat betekent uiteraard niet dat je alle aanwijzingen klakkeloos moeten overnemen. ‘Ik verzamel alle kritieken en gooi ze op een hoop. Daarna weeg ik ze af tegen mijn eigen oordeel’, zegt Bettina Drion over deze fase van het schrijfproces. ‘Sommige scherpen me en geven me meer inzicht in mijn eigen werk, en andere leg ik naast me neer. Dat is een intuïtief proces.’

Het kan zijn dat je er uiteindelijk voor kiest een bepaald element in je werk te behouden, terwijl een aantal meelezers er bezwaar tegen maakt. Zo plaatsten niet alleen een schrijfdocent maar ook twee uitgeverijen vraagtekens bij het meervoudige perspectief in een manuscript van kinderboekenauteur Inge de Bie. Het zou te ingewikkeld zijn voor kinderen en ook te ‘modieus’. ‘Waar die docent vooral moeite mee had, was dat ik zowel een ik- als een hij-persoon gebruikte. Ik had in eerste instantie heel intuïtief voor dat perspectief gekozen, maar toen ik er zoveel commentaar op kreeg, ben ik erover gaan nadenken. Waaróm had ik eigenlijk voor dit perspectief gekozen? Had ik er een bedoeling mee? Toen werd voor mij duidelijk dat ik met het meervoudige perspectief de spanning tussen de verschillende hoofdpersonen wilde uitdrukken. Ik heb vervolgens delen herschreven met een enkelvoudig perspectief, maar dat werkte uiteindelijk niet. Het verhaal miste toen de frictie tussen de kinderen, die juist voor de nuancering en diepgang moet zorgen. Ik heb er toen heel bewust voor gekozen het meervoudige perspectief te behouden, zeker omdat mijn proeflezers uit de doelgroep er geen enkele moeite mee bleken te hebben.’ Uiteindelijk wilde uitgeverij The House of Books het manuscript van De Bie graag uitgeven. Broodje Koosburger verscheen in de lente van 2009 – met het meervoudige perspectief.

Feedback

- Vraag alleen feedback aan personen aan wie je echt iets denkt te hebben: redacteuren, manuscriptbeoordelaars, andere schrijvers, geoefende lezers;
- Probeer de feedback te sturen. Stel vragen op, vraag op specifieke aspecten te letten;
- Zie feedback niet als persoonlijke kritiek, maar als hulp bij het vervolmaken van je manuscript;
- Vraag om uitleg als je bepaalde opmerkingen of aantekeningen niet begrijpt;
- Verzamel de feedback en probeer er patronen in te ontdekken. Welke opmerkingen komen telkens terug?
- Weeg de verzamelde feedback. Waar zat je zelf ook al over te twijfelen? Wat wil je per se houden zoals je het bedacht had?
- Herschrijf en stuur het resultaat eventueel weer naar de feedbackgevers, als je wilt weten of je de feedback goed hebt verwerkt.

Alle boeken uit de schrijfbibliotheek zijn hier te bestellen.