Lisa Kuitert, hoogleraar Boekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, schreef Over redactie in de Schrijfbibliotheekserie van Augustus en Schrijven Online. Het gaat over de mores en sores van literaire uitgeverijen. Wat moet je als schrijver weten over redactievoering en -organisatie? Een interview en een voorpublicatie.
Sleutelen & schaven
Een redacteur zal beginnen met een eerste lezing van het manuscript, waarbij hij let op de spanningsboog in het verhaal, op de personages, het perspectief, de rode draad. Als doorgewinterde lezer maak je wel eens mee dat je halverwege denkt: mm, wat is dit een saai stukje hier, of: wat een slap einde. Een redacteur doet iets met die gewaarwording. Hij zet een streep in de kantlijn van het manuscript en probeert het probleem te duiden.
In dit prille stadium is het manuscript nog ‘kneedbaar’ en auteur en redacteur gaan dus in gesprek over eventuele wijzigingen in de opzet. Afhankelijk van het soort uitgeverij en de persoon van de redacteur kan dit een mooi en diepzinnig gesprek worden over de zin van de literatuur, en van jouw boek in het bijzonder. Maar soms is er weinig tijd en blijft het bij enkele aanwijzingen op het gebied van plot, personages en spanning.
Een goede redacteur kan zijn kritiek op een positieve manier brengen. Voor een auteur blijft het evenwel een moeilijk moment. Hij wil natuurlijk het liefst horen dat hij een meesterwerk geschreven heeft dat geen enkele redactie meer behoeft. Hoe redacteuren om moeten gaan met de kwetsbaarheid van de auteur die zijn geesteskind afstaat, is niet uit een handboek te leren.
Oek de Jong beschrijft in zijn gepubliceerde dagboek De wonderen van de heilbot hoe hij zich voelde toen zijn redacteur Tilly Hermans (destijds Meulenhoff, nu Augustus) het manuscript van Hokwerda’s kind voor het eerst onder ogen had gekregen:
‘Tilly heeft de eerste helft van mijn roman gelezen en is enthousiast. Het duurde twee weken voordat ze naast al het andere werk mijn honderdzestig pagina’s had gelezen. Ik merkte weer hoe goed ik haar ken, want ik wist zeker dat ze me niet langer dan twee weken in het onzekere zou laten. Op de maandag dat het ongeduld me bijna te machtig werd en ik op het punt stond haar te bellen, belde zij, scherp getimed. “Oek, hartstikke... Ik heb ervan genoten.” Ze wilde roepen: hartstikke goed, maar vond dat kennelijk toch iets te gewoontjes en corrigeerde zichzelf. Ze zat in het gras bij een villa in Baarn en in afwachting van een vergadering deed ze nog wat telefoontjes; naast haar zat een collega stukken te lezen. Ze had duidelijk geen tijd gehad om na te denken (de volgende dag zou ze naar de Verenigde Staten vertrekken voor vakantie) en kwam niet verder dan wat algemeenheden: dat het verhaal er stond, dat de personages overtuigend waren. Het stelde me teleur. Ik begréép het natuurlijk ook wel: druk, druk, druk. Maar het stelde me toch teleur dat na twee jaar werk de eerste reactie op mijn roman in aanbouw even vlotjes uit de berm werd doorgegeven en zo weinig om het lijf had. Such is life.’
Tact
En dan gaat het alleen nog maar om de eerste reactie. Wanneer er over redactie-ingrepen gepraat moet worden, kan de redacteur weleens het gevoel krijgen dat hij op eieren loopt. Vaak zijn het namelijk die zinnen of passages waar het meeste bloed, zweet en tranen in zitten, die als eerste sneuvelen.
In deze fase gaat het niet om de spreekwoordelijke punten en komma’s, soms verdwijnen hele hoofdstukken of bijfiguren uit het manuscript. Omdat de schrijver soms ook al met anderen over zijn werk heeft gesproken, het aan vertrouwelingen heeft laten lezen en al verschillende soorten van commentaar te verwerken heeft gehad, moet de redacteur in deze fase goed opletten dat de schrijver zich niet van het kastje naar de muur gestuurd gaat voelen, en er dan maar helemaal niets meer aan doet.
Vaak is het zo dat de verschillende meelezers, vanuit welke hoedanigheid ook, bij dezelfde passage (handeling, personage) een opmerking hebben – kennelijk is er dus iets mis met die passage. Een redacteur moet dit met de nodige tact aan de schrijver duidelijk kunnen maken, waarbij hij het aan de schrijver zélf overlaat om de uiteindelijke oplossing voor de zwakke plek uit te werken. Een redacteur kan denken dat de oplossing in schrappen schuilt, terwijl de schrijver er met een toevoeging ook uitkomt.
De redacteur moet als een amateur-psycholoog te werk gaan want auteurs zijn dikwijls overgevoelig als het om hun werk gaat. Esther Gerritsen over de gesprekken met haar redacteur van uitgeverij De Geus:
‘Ad van den Kieboom zet hier en daar een groot kruis door mijn teksten, en schrijft daarbij: “Nou weten we het wel.” Hij vertelt me wat hem niet bevalt, of wat onduidelijk is. Daar wil ik het dan niet te lang over hebben, ik brei het in mijn eentje wel weer recht. Aan het werk besteden we dus weinig woorden. We praten over zijn dwerggeiten, waarvoor hij een steeds betere afrastering moet maken, omdat ze zich overal doorheen wurmen en dan de moestuin van de buren leegeten. Of over hamburgers.’
Toch zijn de dwerggeiten en de hamburgers noodzakelijk om het auteursgesprek in dit geval goed te doen verlopen. De spanning wordt daarmee geneutraliseerd, waardoor de feitelijke boodschap ‘nou weten we het wel’ gemakkelijker ingang vindt. Het is een bekende psychologische wet dat kritiek beter valt als er lof aan voorafgaat. Dus begint de redacteur met het benoemen van de positieve kanten van het manuscript om ten slotte de zwakke plekken te behandelen. Alles in een opbouwende sfeer uiteraard.
Van onderhandelingstechnieken heeft de redacteur verstand. Hij bouwt wat ‘wisselgeld’ in. De schrijver krijgt bijvoorbeeld twee wensen voorgelegd vanuit de redactie, waarvan er eigenlijk maar één echt belangrijk is. Na een discussie volgt dan een wijs besluit: één wens wordt opgevolgd, de andere kan de schrijver laten zitten en de redacteur zorgt er dan natuurlijk voor dat dit de minst belangrijke is: iedereen tevreden.
Oplossingen zoeken
Redacteuren weten dat auteurs er in alle soorten en maten zijn. Zo zijn er auteurs die deemoedig alle kritiek aanvaarden en plechtig beloven de opmerkingen te verwerken, maar er uiteindelijk verder niets mee doen. En er zijn auteurs die zich juist verzetten tegen iedere aantasting van hun werk en een onverzettelijke houding aannemen. Maar die desondanks alle kritiek verwerken in hun manuscript. In het ideale geval weet de redacteur de auteur te inspireren, te enthousiasmeren zodat er op een positieve manier aan het manuscript gesleuteld kan worden.
Na de gesprekken over de opzet en de rode draad, kan de schrijver werken aan een tweede versie. Het komt natuurlijk voor dat deze diepgaande gesprekken niet gevoerd worden en dat de redactie uitgaat van het manuscript zoals het is aangeleverd – meestal is dat een kwestie van tijd en/of prioriteit. In zo’n geval wordt direct met de bureauredactie begonnen en bekijkt de redacteur hoe het manuscript met niet al te veel ingrepen verbeterd kan worden. Als leidraad hanteert hij daarbij vijf aandachtspunten. De tekst moet helder zijn, ter zake, correct, begrijpelijk en consistent. De redacteur let op spelling en stijl, en zet streepjes op plaatsen waar de tekst onduidelijk is of waar iets ongeloofwaardigs staat. Hij denkt daarbij na over een oplossing voor de geconstateerde zwakke plekken. Daarin verschilt hij van de meelezende vriend of vriendin. Een redacteur weet dat hij niet bij iedere auteur dezelfde tactiek kan gebruiken. Mizzi van der Pluijm:
‘Iemand die twintig boeken heeft geschreven weet van de hoed en de rand. Maar als je een beginnend auteur belast met kleinigheden raakt hij of zij het overzicht kwijt. Debutanten raken vaak in paniek als je ze op honderd-en-een dingen tegelijk wijst.’
Bij het sleutelen en schaven speelt smaak al evenzeer een rol. Een goede redacteur zal uitgaan van de stijl van de auteur – ook als hij het persoonlijk anders zou doen. Het is daarom moeilijk om als een boek eenmaal verschenen is, te zeggen of het goed of slecht geredigeerd is. ‘Of je herhaling waardeert, is een kwestie van smaak,’ reageert Wouter van Oorschot op de kritiek dat Voskuils romancyclus Het Bureau beter geredigeerd had moeten worden. ‘We hebben hier het manuscript met rode oortjes zitten lezen en het bladzij voor bladzij scrupuleus doorgenomen. [...] Het laatste woord is altijd aan de auteur.’
Alle schrijfboeken zijn hier te bestellen.