Zelf schrijver worden

Zelf schrijver worden is een flinterdun maar schitterend boekje, waarin Gerard Reve enkele gouden schrijftips geeft. De schrijver heeft volgens Reve slechts één opdracht: hij moet proberen de werkelijkheid te duiden. Zijn diepste, wezenlijke, en nooit afwezige thema is de Dood. Met hoofdletter, ja: ‘Dood en Leven zijn één, in het Mysterie van de Dood ligt de Mysterie van het Leven,’ aldus Reve.

Halleluja. ‘Als we geconfronteerd worden met een groot kunstwerk, dan komt het ons voor dat zonder schade aan dat kunstwerk er noch iets eruit verwijderd kan worden, noch iets eraan worden toegevoegd. Tegelijkertijd hebben we de gewaarwording (…) dat bedoeld kunstwerk nooit gemaakt is maar altijd heeft bestaan.’

Omdat het schrijven een mysterie is, valt er weinig over te zeggen, behalve dat het berust op de volgende vier fundamenten: talent, stijl, compositie en woordgebruik.

I. TALENT

Talent is aangeboren. Je hebt het of hebt het niet. Het is geen handigheidje, maar een visie oftewel het licht waarin iemand de wereld beziet. Zonder talent gaat het niet, zegt Reve, maar het hebben van talent is nog geen garantie tot slagen. Je moet het ook op de juiste wijze in kunnen zetten.

II. STIJL

Een eigen stijl is het belangrijkste middel waarin je talent zich kan openbaren, maar ook stijl is aangeboren. Of niet, natuurlijk. Het gaat om het specifieke tempo en ritme, de grimassen en danspassen waarmee de schrijver zijn ideeën ontvouwt.

Reve zegt het zo: ‘Het gaat erom hoe een schrijver zijn grondgedachte opent, en vervolgens weer sluit, om haar even later op te tillen, en dan weer neerzet, haar omdraait, tegen het licht houdt en ten slotte over de vloer uitrolt of desnoods haar in scherven laat vallen.’ Als een stijl echt goed is, herkennen we hem onmiddellijk als behorend bij die auteur en niet bij iemand anders.

III. COMPOSITIE

Met stijl en talent ben je er nog niet. Het zijn noodzakelijke voorwaarden, meer niet, vervolgens valt er nog heel wat te leren. Elke schrijver zou zich als eerste druk moeten maken om de compositie van de roman: het gaat hier om handeling, intrige, conflict, aankleding en motieven, kortom: alles wat je op een willekeurige schrijversschool kunt leren. Reve geeft zeven belangrijke regels:

1. Er moet sprake zijn van een plot, niet van een relaas

‘The king died, and then the Queen died,’ is a story.
‘The king died and then the queen died of grief,’ is a plot.

Een welbekend voorbeeld. Het komt van E.M. Forster. Een relaas bestaat enkel uit een opsomming van gebeurtenissen. Bij een plot worden tussen die gebeurtenissen echter causale verbanden aangebracht. De lezer heeft hier recht op, stelt Reve, bereid de lezer voor op elke beslissende gebeurtenis in het boek, anders roept deze, hoe groot en dramatisch ze ook is, geen enkele ontroering op en neemt de lezer het hooguit ter kennisgeving aan.

Met instemming herhaalt Reve de beroemde woorden van Tsjechow: ‘Als er in het derde bedrijf een geweer afgaat, moet in het eerste bedrijf dit geweer reeds worden getoond.’

Een bijkomend voordeel van deze voorafschaduwing van wat gaat gebeuren is de verhoging van de geloofwaardigheid ervan.

2. Laat de werkelijkheid nooit letterlijk of in onafgezwakte vorm toe

Het is mode geworden om te denken dat werkelijkheid en waarheid identiek zijn, vindt Reve, dat men erotiek bijvoorbeeld het meest waarheidsgetrouw uitbeeldt door ‘echte ontblote personages boven op elkaar op en neder te laten gaan’. Het werkt echter niet de werkelijkheid eenvoudigweg te kopiëren. De realiteit is ofwel moordend vervelend ofwel in zijn huiveringwekkende ‘toevalligheden’ volkomen onwaarschijnlijk. Niemand zal je geloven.

Vooral dialogen moeten zo kunstmatig zijn als wat; er moet soms een aankondiging in vervat zijn, soms een exposé of een typering van het romanpersonage, soms moet er spanning worden gecreëerd. Zorg in elk geval voor een afwisseling van directe en indirecte rede, adviseert Reve. Zorg op tijd voor rustpunten voor de lezer door beschrijvingen van iemands gelaatsuitdrukking bijvoorbeeld, of van geluiden in de verte. Kies af en toe voor een zakelijke opeensomming van het gesprokene, of voor de monologue interieur. Een herinnering mag ook, maar hoe dan ook, bekommer je om de dosering van de mededeling. De dialoog is het moeilijkste van het schrijven, meent Reve, ze moet van alles bevatten en toch dermate worden gestileerd, dat ze levensecht overkomt.

3. Geef zoveel mogelijk punten van houvast

Let vooral op het tijdsverloop. Net als de naam, de leeftijd, en het uiterlijk van het hoofdpersonage zorgt de tijdsaanduiding voor houvast voor de lezer. Als er geen tijdsaanduiding is en het de lezer derhalve niet duidelijk is wanneer iets gebeurt, dan verdwijnt als vanzelf ook de ruimte en zelfs de materie. Geef zoveel punten van houvast dat de lezer wel gedwongen wordt zich in te leven, schrijft Reve, stel de lezer niet voor raadsels.

4. Vergroot het drama door het verhaal te verkleinen

De mooiste boeken zijn boeken waarin eigenlijk niets gebeurt. De grote roman is daarom altijd een soort ‘dorpsroman’ met normale herkenbare mensen. Dat geldt zowel voor ‘Madame Bovary’ van Flaubert als voor ‘Vaders en Zonen’ van Toergenjew.

5. Concentreer je op één of slechts zeer weinig personen en breng nuance aan in de karakters

Alleen het individu is in staat medeleven op te roepen. Niemand kan zich inleven in een hele grote groep. Zorg er wel voor dat ook een zeer sympathiek personage minstens één slechte eigenschap heeft. En andersom: ook de ergste slechterik moet minstens één goede eigenschap hebben. Anders lukt het de lezer niet zich met hem of haar te identificeren.

6. Zorg ervoor dat de grote gebeurtenissen onafwendbaar zijn

Maak geen onderscheid tussen vrijheid en noodlot. Als iemand iets werkelijk wil, is hij vervolgens genoodzaakt dit ook te doen. Daar houdt de vrijheid op. De onafwendbaarheid van het lot maakt de handelingen van het hoofdpersonage niet onbelangrijk of futiel, meent Reve, integendeel, alles wordt juist veel spannender en huiveringwekkender.

7. Vergeet het weer niet

Of het nu stormt of windstil is, elk weertype kan functioneren als commentaar op het gebeurde of als aankondiging van wat nog staat te gebeuren. Het weer, vooral de wind, kan ofwel worden gebruikt als parallellie ofwel als betekenisversterkend contrast, maar pas op voor spitsvondigheden, waarschuwt Reve, zoals een stralende zon tijdens een droevige begrafenis, dan kun je nog beter kiezen voor het cliché.

IV. WOORDGEBRUIK

Elke stijl eist een specifiek soort woordgebruik. Het gaat niet om een pakkende uitdrukking die de schrijver lang van tevoren ontdekt heeft en waarmee hij vergenoegd enige tijd op zak loopt om hem vroeg of laat ergens plechtig in zijn tekst te planten. Nee, meent Reve, het totale woordgebruik van de schrijver moet een opzettelijke keuze zijn: gebruik bepaalde woorden, met uitsluiting van alle andere om een bepaald effect te bereiken. De tien geboden van Gerard Reve:

1. Wees niet bang voor het cliché of voor kitsch

Reve beschrijft een kitscherig beeldje van de maagd Maria, een schoolvoorbeeld, zegt hij zelf, wat geduld, vakmanschap, eerlijke devotie en slechte smaak samen vermogen. Toch zijn dit soort beelden onontbeerlijk. Zowel vakkundig uitgevoerde kitsch als het cliché zorgen ervoor dat er iedereen begrijpt waarover het gaat. In combinatie met schromelijke overdrijvingen werken zowel het cliché als kitsch het beste.

2. Het afstandelijk of ambtelijk woordgebruik

Dit kan worden ingezet om een bepaalde ontroering of achting op te roepen. Hoeveel waardiger is het om te spreken van ‘Manlijk Deel’ dan van een ‘lul’. Ook kun je beter ‘geheime opening’ zeggen dan ‘anus’. Reve zelf noemt deze overigens het liefst ‘een lieve, blonde, donzen warme Thum’. Met hoofdletter uiteraard.

3. Het ironisch woordgebruik

Ironie betekent dat je het tegenovergestelde zegt van wat je bedoelt. Hier hoeven we geen wonderen van te verwachten, schrijft Reve, want ‘iedereen kent het en bezigt het aan de lopende band.’

4. De understatement

President Kennedy wordt vermoord, zijn broer Robert wordt later ook doodgeschoten, een andere broer rijdt met zijn auto en dronken kop het water in waardoor zijn buitenechtelijke vriendin van wier bestaan niemand iets mag weten, verdrinkt. Een vierde broer die nog wel leeft, becommentarieert deze drievuldige tragiek met de opmerking. ‘Somebody up there doesn’t like us.’

Need to say more?

5. Pleonastisch woordgebruik

Soms heeft het een komisch effect om een woord te gebruiken, dat logisch gezien volstrekt overbodig is, omdat het dat wat aangeduid wordt ofwel relativeert ofwel geheel van tafel veegt. Reve geeft twee voorbeelden: ‘het internationale wereldproletariaat’ en ‘een drol van stront’. Humor is er overigens niet omwille van de humor. Het versterkt juist de tragiek van een handeling of personage. Soms moet je nu eenmaal ‘de boel rechtzetten, op een rij plaatsen en tot de kern herleiden: dat is het bestaan; dat blijft er over, en daar kun je je beter aan houden.’

6. Het niveauveranderend woordgebruik

Je gebruikt een woord dat helemaal niet past in de stijl waarin je aan het schrijven was. Ook hier wordt het komische effect gevolgd door een deerniswekkende tragiek:

Heden vervoegde zich bij mij, Johannes Beverdink, wachtcommandant aan Bureau Raampoort, Petronella Jacobs, oud 47 jaar, huishoudster, wonende daar en daar, die mij meedeelde dat haar patroon, Henricus Offermans, oud 55 jaar, adres als bovengenoemd, verscheidene malen haar vrouwelijkheid betast en belikt had. Van een strafbaar feit is niets gebleken.

7. De woordspeling

‘Seks is iets heel moois, als je er even bij stilstaat’. De schrijver die het hier vooral van dit soort woordspelingen moet hebben is te beklagen. Vraag je altijd af wat er van de grap overblijft na een vertaling.

8. Gebruik geen godslasterlijke woorden

Wie geen Godsbegrip kent, zet zichzelf door het misbruiken van Zijn naam voor gek, en voor wie God wel in zijn leven toelaat, is het hoogst onverstandig.

9. Gebruik geen obscene of pornografische woorden

Van oudsher werd erotiek niet als laag, gemeen, smerig of zondig beschouwd, maar als iets goddelijks. Pornografie geeft niets anders te kennen dan verachting voor seksualiteit.

10. Maak je nooit schuldig aan vuilschrijverij

Overschrijd nooit de grenzen van wat zorgvuldig en betamelijk is en zorg ervoor nooit grof of stuitend te zijn. Schelden is zelden effectief. De lezer zal enkel met verbazing en schouderophalend het getier van de auteur ondergaan. Wil je iemand beledigen, dan kun je beter van alles insinueren.

Je kunt bijvoorbeeld spreken over ‘niet nader te noemen handelingen’ waardoor iemand zijn functie bij het open jeugdwerk heeft moeten neerleggen. Niets wordt met name genoemd, maar iedereen begrijpt wat het is. Dit soort insinuerende zinspelingen zijn weliswaar moreel absoluut ontoelaatbaar, meent Reve, maar, voegt hij daar fijntjes aan toe, het schenkt de auteur die zich hiervan bedient een ‘niet geringe genoegdoening’ en je komt er meestal ongestraft mee weg.

Door: Maria Foerier. Lees meer blogs, gedichten en interviews van Maria op haar website.