Plotten en plannen

Om een verhaal te schrijven (en zeker als het een groter geheel wordt, zoals een novelle of een roman), heb je een plot nodig. Dat zeggen alle schrijfboeken. Maar wat is ‘plot’, en hoe doe je dat, een plot bedenken? Hier negen tips voor het maken van een plot. 1. Er is niet een vaststaande manier om een fictieverhaal te bedenken en te plotten. Gelukkig niet, dan zouden alle boeken er ongeveer hetzelfde uit zien. De meeste schrijvers gebruiken verschillende methodes om een plot te bedenken die echt werkt en tot een verrassende resultaat leidt. Doe dus wat je goed dunkt voor dit type verhaal. 2. Bedenk dat een plot bij je personages moet passen. Sterker nog: veel plots ontstaan uit het personage. Als je bedachte plot niet bij je personages past, pas dan een van tweeën aan. Hetzelfde geldt voor de setting: lang niet alle plots passen bij je setting. Een liefdesverhaal in het slachthuis of de begraafplaats kan wel, maar vereist heel wat verbeeldingskracht – zowel van de schrijver als van de lezer. Bepaal wat je het belangrijkste vindt. In de praktijk is het meestal beter om je plot aan te passen, dan je personages en settings te veranderen. 3. Veel schrijvers maken een outline voordat ze gaan schrijven. Anderen laten hun personage gewoon los op het verhaal en kijken wel waar het uit komt. Weer een derde categorie maakt pas een outline als ze al en tijdje aan de gang zijn, en ze in kaart willen brengen wat er tot nu toe is gebeurd. Zoek naar je eigen methode. Wees niet eigenwijs. Probeer het allemaal een keertje. 4. Een zeer sterk hulpmiddel is niet zozeer te plotten op de handeling, maar op het effect van de handeling. Bepaal wat je wilt dat er zou moeten gebeuren in het eerste, tweede, derde hoofdstuk, probeer te beschrijven welke gevoelens je zou willen ontwikkelen bij de lezer. 5. Als je zo’n outline niet prettig vindt, denk dan eens aan een alternatief, zoals netlining. Teken een soort spinnenweb waarin je beelden, karakters en gebeurtenissen allemaal een plek krijgen. Wie hebben wat met elkaar te maken? Wat leidt tot wat? Voordeel van zo’n schema is dat je ook meteen ziet wat er mist. 6. Probeer bij het uitwerken je onzichtbare draadjes weg te werken. Geef de lezer nooit het idee dat je op de achtergrond invloed staat uit te oefenen op de plot en op de gebeurtenissen. Je verhaal moet lezen, alsof het uit zichzelf voortrolt. Zelfs de rare sprongen en de ironie van situaties moet uit die situaties zelf voortkomen, niet uit de verteller of de schrijver. 7. Probeer niet overal een keurig afgerond geheel van te maken. In fictie lanceer je je lezer in een bepaalde situatie, een bepaald gevoel. Keurig de randjes afzoomen hoeft niet. Sterker nog: een te keurig afgerond verhaal (‘en daarmee kwamen ze weer bij elkaar’) is verdacht, en wordt door de meeste lezer niet gepruimd. 8. Voor de ambitieuze schrijvers: zoek naar plotwendingen, gebeurtenissen en ontwikkelingen die op meerdere manieren kunnen werken. Dus niet alleen: deze situatie brengt de geliefdes weer bij elkaar. Maar ook: het brengt ze bij elkaar, en zorgt er tegelijkertijd voor dat de vader weer van zijn dochter hoort. Als je dit goed onder de knie krijgt, zul je de meest krachtige fictie-elementen in handen hebben. 9. Volg bij alles je eigen intuïtie en emoties. Soms lijken plotwendingen en –ideeën in beginsel raar, maar als je verder denkt en schrijft zie je vaak waarom je op het idee kwam. En als het niet werkt: herschrijven kan altijd.