Gezegd en gezwegen: over dialogen

Een dialoog is niet alleen een manier om de handeling op gang te brengen, betoogt Gerard Klappers, maar ook om je personages te kleuren. 'Vaak spreken de personages in dialogen bewust langs elkaar heen omdat elk personage zijn eigen agenda heeft.' Dialogen schrijven is een vak apart. Waar veel beginnende schrijvers zich vaak niet van bewust zijn is dat de taal in een dialoog verschilt van de normale dagelijkse spreektaal. Een dialoog waarin mensen het roerend met elkaar eens zijn valt direct uit de toon. Vooral beleefdheden, begroetingen en afscheidstermen moeten zoveel mogelijk beperkt worden. Hoe meer je uit een dialoog schrapt, hoe krachtiger die doorgaans wordt. Dialogen maken veel duidelijk over het personage, maar ook over de kwaliteit van de schrijver. In een beschrijving van een omgeving of een gebeurtenis kan de schrijver zich vaak nog wel verschuilen achter mooie zinnen met metaforen maar in een dialoog lukt dat niet, daar gaan woorden klinken. Als de schrijver zich daar niet bewust van is verzandt het vaak in prietpraat. Een voorbeeld hiervan zie je in de volgende dialoog: ‘Hoi Marjan, wat vind je van mijn nieuwe jas?’ Ze haalde een paarse jas met tijgerprint tevoorschijn. ‘Leuk, waar heb je die vandaan?’ ‘V&D, hij was afgeprijsd.’ ‘Leuk hoor, maar ik moet nu weg.’ ‘Ja, tot morgen’. ‘Ik weet niet of ik morgen kan, ik heb het erg druk.’ ‘Oh, jammer.’ ‘Ja, vind ik ook.’ ‘Dag.’ In het dagelijks leven valt zo’n gesprekje niet uit de toon, in een verhaal wel. Deze dialoog kan natuurlijk ook doorspekt zijn met ironie: dan werkt het weer wel, omdat de dialoog iets zegt over hoe de personages met elkaar omgaan. ‘Hoi Marjan, wat vind je van mijn nieuwe jas?’ Ze haalde een paarse jas met tijgerprint tevoorschijn. ‘Ach meid, in één woord geweldig, waar heb je die vandaan?’ ‘V&D, hij was afgeprijsd.’ ‘Je meent het. Geweldig hoor, en ik zou er écht nog uren naar kunnen kijken maar ik moet nu echt weg.’ Geladen Als het goed is staan dialogen nooit zomaar in een verhaal maar hebben ze een functie: ze laten iets zien - meestal een tegenstelling tussen de personages. Er moet lading zitten in de gesproken tekst zodat er op een subtiele manier een conflict uitgevochten kan worden, het liefst zonder dat het ordinair schelden wordt. Het hoeft ook niet altijd een groot conflict te zijn, soms is het conflict in een dialoog zo klein dat het nauwelijks waarneembaar aanwezig is. Vaak spreken de personages in dialogen bewust langs elkaar heen omdat elk personage zijn eigen agenda heeft. Die agenda kan getoond worden door de hoofdpersoon te laten reflecteren op tekst van de ander of op zijn eigen perceptie. Maar hij kan ook inzichtelijk gemaakt worden zonder het uitgebreid te benoemen, zoals in de onderstaande dialoog. ‘Ik denk veel aan je,’ zeg ik. ‘Ja?’ Het lijkt alsof ze op haar hoede is. ‘Dit is niet mijn gewoonte.’ ‘Wat?’ ‘Iemand bellen. Om zoiets te zeggen.’ ‘Iemand?’ ‘Jou.’ ‘Je belt mij, ja.’ ‘Gisteren liep ik langs je huis.’ ‘Je liep langs mijn huis? Wanneer?’ ‘Gisteren. Vroeg op de avond. Ik was op weg naar die bijeenkomst over filosofie en religie.’ ‘Was het interessant?’ ‘Ja, interessant, maar wat ik al zei, ik dacht nogal vaak aan jou. Vooral omdat ik wist dat je niet zo ver bij me vandaan was.’ ‘Maar je hebt er toch wel naar geluisterd?’ ‘Ja, natuurlijk maar…’ Ze onderbreekt me: ‘Er staat een klant voor de deur. Bel je nog een keer?’ Ze zegt niet: had toch aangebeld. Ze zegt niet: er was een feestje bij me thuis, of zoiets. Ik moet mijn best gaan doen, dat is duidelijk. Wil ik dat? Waarom wil ik dat? In deze dialoog wordt met weinig woorden een conflict geschetst. De man is verliefd en het kost hem veel moeite dit aan de vrouw kenbaar te maken. De vrouw heeft dat goed in de gaten, maar negeert zijn gevoel volledig. Ze praat eroverheen door op de bijeenkomst over filosofie en religie door te gaan. In deze dialoog wordt steeds meer de machteloosheid bij de man (de hoofdpersoon) voelbaar zonder dat dit letterlijk in woorden wordt uitgedrukt. Neerzetten Hoe dialogen klinken is vaak is afhankelijk van personages, stijl, thematiek en toch ook van het karakter van de schrijver. De bovenstaande dialoog is van Thomas Verbogt. (uit: Eindelijk de zee) Deze toon zult u waarschijnlijk niet terug vinden in de dialogen van bijvoorbeeld Ronald Giphart, waarbij ik niet wil zeggen dat hij geen goede dialogen schrijft. Een dialoog is bij uitstek geschikt om je personages neer te zetten. Ollie B. Bommel bijvoorbeeld lijkt maar gewoon een beer, totdat hij begint te praten, dan wordt hij ineens een heer van stand. De dialoog hierboven is kort en krachtig, maar natuurlijk kan een dialoog ook uitgebreider zijn. Een personage kan over een onderwerp iets uitleggen of een deel van zijn jeugd verklaren en hij kan daarbij gerust een pagina lang onafgebroken aan het woord zijn, zolang het maar niet verzand in algemeenheden en zolang het maar een functie heeft. Een goede manier om te ontdekken wat voor jezelf goede dialogen zijn, is om veel boeken van verschillende schrijvers te lezen en erop te letten hoe ze vorm en inhoud aan hun dialogen geven. Kies vervolgens de toon en stijl die je het meest aanspreken en probeer je eigen dialogen in deze toon en stijl te herschrijven. Lees je tekst en vergelijk het resultaat met de originele dialogen die je geschreven had. Probeer hierna nieuwe dialogen in deze stijl te schrijven en hier gaandeweg mee experimenteren om zo een eigen toon en stijl van sterkere dialogen te ontwikkelen waarin veel gezegd, maar net zoveel verzwegen wordt.