Bronnen, archieven, verhalen

Schrijfster Judith Koelemeijer gaf tien tips aan een kleine honderd deelnemers van een schrijfworkshop in de hoofdvestiging van het Noordhollands Dagblad. De workshop vormde de start van de wedstrijd 'Noord-Holland schrijft geschiedenis'.

Hoe schrijf je een goed verhaal in tien stappen. Zo simpel is het natuurlijk niet. Maar de tips helpen je een eind op weg.

  1. Vraag je af hoe je bent verbonden met het verhaal dat je wilt schrijven. Waarom moet jij dat verhaal vertellen? Het verhaal wint aan kracht door je persoonlijke verbintenis ermee.
  2. Je hebt een idee voor een verhaal. Wat maakt dat verhaal interessant voor andere mensen? Wat is de algemene zeggingskracht? Dat kunnen bijvoorbeeld gedeelde ervaringen zijn. Wat zegt het verhaal over ons? Wat over de grote vragen van het leven, de liefde de dood etc.?
  3. Vraag je af: wat is het conflict? Elk verhaal krijgt spanning door conflict. Dat hoeven geen hele grote problemen te zijn, een drama in een notendop kan voldoende zijn om spanning op te roepen.
  4. Bepaal het perspectief - eventueel per alinea. Er worden veel perspectieffouten gemaakt in verhalen. Wie vertelt het verhaal? De verteller met overzicht? Of schrijf je vanuit de gedachten van één persoon? Wees daarin consequent, verander binnen een alinea niet van perspectief. Door hardop aan jezelf voor te lezen merk je of je de fout bent ingegaan.
  5. Maak creatief gebruik van bronnen. Als je je verhaal situeert in het verleden maak dan gebruik van archieven om een goed tijdsbeeld te krijgen. Hoe gingen mensen gekleed? Hoe was de inrichting van de woning? Hoe zagen de straten eruit? Hoe werd er gesproken? Een instituut als Beeld en Geluid in Hilversum biedt en schat aan informatie vanaf het moment dat radio en televisie hun intrede deden. Verder zijn er overal regionale en plaatselijke (foto)archieven. Je verbeelding moet gevoed worden en je moet zeker weten dat je beschrijvingen ook kloppen.
  6. Leg niet alles uit. Dat werkt niet. Je moet beelden oproepen, niet zeggen. Laat wat te raden over. De lezer is intelligent, wil de eigen verbeelding gebruiken.
  7. Pas op voor zijsporen. Je kunt niet alles vertellen, hoe leuk ook. Wat is het spannendste element in mijn verhaal? Beperk je daartoe. De clou voor het einde bewaren.
  8. Zoek naar beeldende details. Hanteer beelden en gedetailleerd taalgebruik. Een enkel beeld zegt veel meer dan een hele beschrijving of uitleg. Zorgt dat je met die beeldende details meteen in het verhaal zit.
  9. Schrijven is herschrijven. Schrijven is schrappen. Vraag je af of je alle gebruikte woorden nodig hebt. Bijvoeglijke naamwoorden zijn verleidelijk maar vaak overbodig. 'Kill your darlings'. Vermijd afschuwelijke clichés. Gebruik de ruimte op papier. Regelafstand 1,5. Dan krijg je een heel helder, regelmatig beeld, zie je dingen veel beter. Schrijven is ook muziek, met een ritme en een eigen toon. Zorg voor een goede verhouding in alinea's.
  10. Laat je verhaal - ook al denk je dat je helemaal klaar bent - nog een paar dagen liggen. Herlees het, laat het lezen. Of nog beter: lees het voor en kijk ondertussen wat de reactie is. Weet je een glimlach op te wekken? Als je dan eindelijk het gevoel hebt klaar te zijn druk je op de zendknop.