Actie opbouwen in een verhaal: zo schrijf je een goede spionageroman

En… actie! In de filmwereld schieten de beelden voorbij, terwijl de muziek de spanning steeds sneller opvoert. Helaas werkt dit niet zo makkelijk voor auteurs. In deze serie leer je hoe je de actie kan opbouwen in een verhaal, aan de hand van verschillende soorten actiescènes. Deze week: spionage.


We kennen allemaal de beroemde verhalen van spionnen als James Bond en Alex Rider. Boeken vol avonturen en spanning, waar de vijand op de loer ligt. Geen wonder dat ze vele lezers inspireren om hun eigen spionageromans te schrijven. Zo ook Arne van der Linden, auteur van het tweeluik Het Project en Lotgenoten. Hij vertelt ons meer over het schrijven van zijn spionageverhaal.

Inspiratie

Tijdens het schrijven van zijn boeken had Van der Linden soms scènes in zijn hoofd van films als James Bond en Mission Impossible. Eén scène van de film The Dark Knight (over Batman) is hem altijd bijgebleven. “Op het einde van de film moet Batman een keuze maken tussen wie hij gaat redden. Hij kiest voor de één, maar door een plotwending komt hij bij de andere uit. Ik wou dat idee op de een of andere manier in mijn boek te gebruiken, zonder iets letterlijk over te nemen.”

Kenmerken van een spionageroman

Wat maakt nou een goede spionageroman? Volgens Van der Linden heeft het te maken met originaliteit. “Het moet een sterk verhaal zijn en niet te cliché”, zegt hij. Er zijn al veel spionageverhalen verschenen, dus het is belangrijk om je er je eigen, unieke draai aan te geven.

Daarnaast zijn plotwendingen één van de belangrijkste elementen in spionageromans. “Je wilt dat een wending of onthulling onverwacht overkomt voor de lezer”, zegt Van der Linden. Hoewel de wending verrassend moet zijn, moet het niet uit het niets komen. De truc is om kleine hints in het verhaal te verwerken, dat als uiteindelijk de waarheid aan het licht komt, de lezer erachter komt dat de hints er al die tijd al waren.

Zelf probeert Van der Linden het verhaal zo realistisch mogelijk te maken, zodat het niet te kinderachtig of ongeloofwaardig overkomt. Dit kan je doen door de illusie van de werkelijkheid creëren: je moet ervoor zorgen dat er geen toevalligheden in je verhaal zitten waardoor de protagonist of antagonist kan slagen. Er moeten logische verklaringen zijn voor wat er in het verhaal gebeurt en je moet de lezers het gevoel meegeven dat het echt zou kunnen gebeuren. Als bijvoorbeeld de protagonist een wapen vindt in een kluis die de antagonist hem forceerde te openen, moet het wapen al ergens eerder genoemd zijn in het verhaal. Het is namelijk wel heel toevallig als het wapen uit het niets komt net wanneer het de protagonist goed uitkomt.

“Ook goed uitgewerkte personages zijn heel belangrijk. Je moet ieder personage voldoende uitgebreid beschrijven en diepgang geven, zodat ze niet overkomen als vlakke karakters”, zegt Van der Linden. Bedenk ook wat jouw personages uniek maakt van alle andere spionnen en tegenstanders in spionageromans.

Actie en spanningsopbouw

Van der Linden schreef eerst de verhaallijn, hoofdstukindeling en personages in schemavorm uit. Daarna begon het echte schrijven. “Ik heb altijd gekeken naar hoe ik voldoende spanning of actie kan creëren, zodat de vaart erin blijft voor de lezer. Dit doe ik bijvoorbeeld door hoofdstukken met een cliffhanger te laten eindigen en de lezer niet meteen te laten weten hoe het verder gaat. Ik laat het een paar hoofdstukken rusten en pak het dan weer op. Op die manier weet de lezer dat er iets gaat gebeuren, maar niet op welke manier en hoe het gaat aflopen”, vertelt hij. Zo maak je de lezer nieuwsgierig en hou je het spannend.

Ook kan je de spanning opbouwen door de lezer af en toe op het verkeerde been te zetten. Je geeft dus de indruk dat het een bepaalde richting uitgaat, maar uiteindelijk blijkt dat toch niet zo te zijn. Een andere techniek is om meerdere perspectieven te gebruiken. “Ik heb in het tweede boek voor het eerst hoofdstukken geschreven vanuit een ander perspectief dan van de hoofdpersoon. Op die manier krijgt de lezer meer te weten dan de hoofdpersoon zelf. Bij het einde van het eerste boek worden bijvoorbeeld twee personages ontvoerd. Het tweede boek begint met twee of drie hoofdstukken die vanuit het perspectief van die twee ontvoerde jongeren zijn geschreven”, vertelt Van der Linden.

De actiescènes die hij het moeilijkste vond om te schrijven zijn de scènes aan het einde van zijn tweede boek Lotgenoten. Daarin gaat de hoofdpersoon jongeren die een link hebben met zijn verleden opsporen. Van der Linden: “Op het einde van het tweede boek komt de hoofdpersoon in een kasteel terecht dat ontploft terwijl hij die jongeren moet vinden. In die scènes is de actie veel meer aanwezig dan in andere hoofdstukken. Ik moest zoeken naar hoe ik het zo realistisch en geloofwaardig mogelijk kon beschrijven, terwijl het ook nog spannend is. Ik begon daarom eerst met het brainstormen op papier. Bij het schrijven probeerde ik zo goed mogelijk rekening te houden met wat ik had genoteerd. Daarna was het veel nalezen en bijschaven.”

Verdere tips

Van der Linden heeft een aantal tips voor het schrijven van actiescènes. “Het verhaal moet snel aanvoelen voor de lezer en je moet ervoor zorgen dat de lezer gelijk het verhaal in worden gezogen.” Daarnaast moet je de hoofdstukken niet te lang maken. “Ik had de neiging om veel uit te weiden. Ik heb ook veel moeten schrappen van de uitgeverij, omdat het vaak te lang was. Zeker voor actiescènes is het belangrijk om kort en bondig te zijn”, zegt Van der Linden.

In de recensies van zijn boeken komt vaak terug dat hij beeldend schrijft. “Ik heb altijd een redelijk goed beeld voor ogen gehad hoe het verhaal eruit zou zien. Ik heb een beetje in gedachten gehouden hoe het eruit zou zien als het een film of serie zou zijn en dat proberen op te schrijven”, zegt hij.

Bron: Screencraft