Afbeelding
Lentefris & Zomer
Unsplash
Lentefris & Zomer
Unsplash
De UKV's van deze week!
Conny Hoogendoorn - 3 juni
‘Of ik het erg vind dat ze het nooit zei?’
Ik aarzel. ‘Ze vroeg wél of mijn lamp het deed en of ik mijn jas goed dicht had gedaan. En dat ik mijn brood niet moest vergeten. Dan zei ze: “Ik heb er kaas met appelstroop opgedaan, dat vind je altijd het lekkerst.”
Later, toen ik niet meer thuis woonde, ging er een extra klontje roomboter door de stamppot als ik kwam eten.’
Glimlachend schud ik mijn hoofd.
‘Nee,’ zeg ik. ‘Dat vind ik niet erg. Al dat andere betekende immers “Ik hou van jou”. Dat wist ik wel.’
Margo Hulleman - 8 juni
Ogen haken in elkaar en blijven elkaar volgen. Om hen heen blijft de menigte bewegen op de muziek. Zij horen het niet en blijven naar elkaar kijken. Donkerbruin in grijsgroen, verliefder dan dit wordt het niet. Ze schuiven dichter naar elkaar, op het ritme van de muziek.
Een meter staan ze van elkaar, zijn hand nu op haar wang. Gesproken wordt er niet. Voorzichtig verplaatst hij zijn hand naar beneden.
Hand in hand wandelen ze naar de dansvloer, kijken nog een keer in elkaars ogen en gaan de rest van de avond los op de muziek.
Asko De Vries Robles - 7 juni
Waarom, waarom toch? denk ik, schreeuw ik over de afdeling radiologie. In de spiegel naast de lift doemt mijn evenbeeld op. Al lijkt het meer een spookbeeld. Ik schrik van mijn uitgemergelde gezicht, die holle ogen. Ik voel mij zo boos en verdrietig. Annemiek en ik lopen voor de zoveelste keer door de lange gang. Een paar kinderen huppelen mij voorbij en zingen, dansen en schreeuwen. Hun lange pruiken zijn bijna niet van echt te onderscheiden. Annemiek knijpt zachtjes in mijn hand, fluistert: ‘gaat het een beetje lieve schat?’ Ook mijn glimlach is bijna niet van echt te onderscheiden.
Suzanna Esther - 7 juni
Golfjes kabbelen over mijn buik. Water klotst zachtjes tegen mijn wangen. Onder water is het stil. Als mijn oren boven het wateroppervlak uitkomen, klinkt alles luider dan daarvoor.
Ik tast naar de bodem. Zand gulpt tussen mijn tenen als ik met de stroming naar de kustlijn waad.
Voor ik boven het water uittoren, herschik ik mijn bikinibroekje en mijn bovenstuk. Ik haat dat lullige moment; ik verbeeld me dat iedereen kijkt. Kijk dan, zo’n bleke toerist met spillebenen. Mijn tenen krommend in het natte zand zet ik me af voor een sprint.
Het droge zand is gloeiend heet.
Robert van der Meulen - 7 juni
Het strandpaviljoen zit afgeladen vol met dagjesvolk. Logisch, want het is schitterend lentefris weer. ‘Alle mensen zijn kuddedieren, iedereen wil altijd precies hetzelfde op precies hetzelfde moment,’ sikkeneur ik. We proberen al een poosje oogcontact te krijgen met een piepjonge spring-in-‘t-veld. ‘Crew’, staat er op haar shirt, maar vooralsnog wordt er weinig gecrewd aan onze tafel. Dan, toch nog onverwacht, hebben we beet. Het lentefrisse meisje vraagt wat we willen drinken. Ik vraag haar welke wijn ze heeft. Even blijft het stil. Dan antwoordt ze: ‘Ik geloof rode en witte.’
Zomaar ineens. Domweg gelukkig, op een afgeladen vol strandpaviljoen.
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.