Afbeelding
Foto Tineke de Lange
Foto Tineke de Lange
De VSB Poëzieprijs bekroont jaarlijks de beste Nederlandstalige bundel met een geldbedrag van 25.000 euro. De vijf genomineerde dichters zijn Piet Gerbrandy, Sasja Janssen, Hester Knibbe, Alfred Schaffer en Peter Verhelst. Hun poëzie valt te zien als de beste van het moment. Mirthe Smeets gaat voor Schrijven Online met hen in gesprek, over hun bundel, hun manier van werken en hun inspiratiebronnen en vraagt om tips voor het schrijven. Aan het woord is Piet Gerbrandy (Vlinderslag).
‘De situatie is heel anders. Dat heeft met verwachtingen te maken. De eerdere bundels waren vanaf het begin succesvol, er kwam veel reactie vanuit de pers en het publiek. Maar vanaf mijn vierde bundel leek de publieke belangstelling ineens te verdwijnen. Ook rondom deze bundel bleef het lange tijd stil. Alleen in Ons Erfdeel stond een bespreking, later kreeg ik de nominatie voor de Jan Campertprijs en toen volgde ook nog deze nominatie.’
‘Zeker niet. Schrijven doe ik niet voor anderen. Ik doe het om mijn leven op het spoor te houden. Ik had zelf het gevoel dat ik steeds indringender en bijzonderder bezig was. Dat ik de juiste toon te pakken had. De uitgever bleef ook in me geloven. Daarom bleef ik doorgaan.’
‘Ik heb altijd geschreven, maar als jongvolwassene vond ik mijn werk niet goed genoeg. Pas toen ik de 30 gepasseerd was, vond ik van mezelf dat ik op de goede weg zat. Ik vroeg mijn beste vrienden, een classicus en een kenner van Chinese literatuur, om mee te lezen. Mijn vertrouwelingen. Ze raadden bepaalde passages af, suggereerden hier en daar een woord. Uiteindelijk gebruikte ik hun adviezen niet of nauwelijks. Wat telde was dat twee goede lezers zeiden: gooi dit niet weg! Op het moment dat je eindeloos alleen schrijft, zit je in een cocon. Je ziet niet of anderen ook iets kunnen met je tekst.’
‘Nee! Frappant is dat. Toen ik eenmaal een bundel uit had gebracht, heb ik mijn werk nooit meer aan iemand laten lezen. Zelfs mijn vrouw krijgt de gedichten waaraan ik werk niet onder ogen. Ik lees wel ongepubliceerd werk voor tijdens literaire middagen waar ik moet optreden. Ik heb een hekel aan het twee keer voordragen van mijn gedichten. Daarom kies ik iets nieuws, vaak is dat iets wat nog niet in een bundel staat. Bijkomend voordeel is dat ik dan de reacties van het publiek kan peilen. Wanneer ik voorlees en de mensen in de ogen kijk, merk ik of het gedicht iets met ze doet of niet. Je merkt al lezend ook of het gedicht loopt of niet, of het goed klinkt. Bij de lichtste aarzeling weet je al dat er iets niet klopt, ritme is uiteindelijk de basis.’
‘Als mijn werk gepubliceerd is, verdwijnt het uit mijn geheugen. Het verliest mijn belangstelling. Dat ontdekte ik laatst nog. Mijn uitgever wil een verzamelbundel uitbrengen en vroeg me om de gedichten te redigeren. Maar ik vond het moeilijk om de gedichten terug te lezen. Ik kwam plots 20 jaar geschiedenis onder ogen! En ik had nooit meer naar die gedichten gekeken. Wat ik toen schreef, zou ik nu nooit meer schrijven. Met mijn eerste drie bundels heb ik geen contact mee. Het is een andere wereld, die ik overigens niet wil verloochenen. Maar je kunt de weg die ik heb afgelegd niet weglaten. Alleen het meest recente, daar voel ik me comfortabel bij, dat ben ik. Ik kan daarom geen oud werk voorlezen. Daarbij: ik zou knettergek worden als ik altijd dezelfde gedichten over mijn lippen zou moeten laten gaan. Daarnaast streef ik ernaar mezelf te blijven uitdagen en te verrassen. Als classicus houd ik van het verleden, maar als het gaat om mijn eigen dichtwerk kijk ik liever naar het heden en de toekomst.’
‘O, het liefst wel. Ik kan niet wachten om het publiek te laten zien waar de weg naartoe leidt. Nieuw is dat het nu 1 lang verhalend gedicht wordt, verteld in episodes.’
‘Er is niet één leesmanier. Die meerstemmigheid maakt de bundel complex, soms gaan de stemmen samen, soms niet. Zoals dat ook bij ieder mens is. En daarnaast is er het nuchter commentaar van iemand anders, een buitenstaander, soms gerefereerd aan zaken die ready-made kunnen zijn, soms helemaal niet. De lezer kan de teksten het best onbevooroordeeld over zich heen laten komen. Intuïtief benaderen, zoals ik de bundel ook geschreven heb. Opeens ontstond het idee om proza en poëzie naast elkaar te gebruiken, zoals dat ook al in de Middeleeuwen gedaan werd (denk aan het werk van Boëthius, zesde eeuw). Ik ging niet bewust op zoek naar die vorm, gevoelsmatig wist ik ineens dat dit de perfecte vorm zou zijn voor deze bundel.’
‘Losse regels zongen rond in mijn hoofd, zoals dat altijd gaat wanneer ik werk aan nieuwe gedichten. Die probeer ik dan een tijdje te negeren, totdat het niet meer gaat. Dat is het moment waarop ik moet gaan schrijven. In opperste concentratie. Associatie op associatie volgt en binnen een half uur heb ik het gedicht dat al die tijd al in mijn hoofd zat op papier staan. Daarna is het tijd om te herschikken, om te herschrijven. En zo werk ik gestaag door. Na een half jaar heb ik meestal een stapel geschikte gedichten, dat is dan het uitgangspunt van een bundel. Zo ging het ook bij ‘Vlinderslag’. De prozateksten ontstonden daarbij sterk vanuit een beeld of stemming. De stapel geschikte gedichten van deze bundel liet ik wekenlang kritisch door mijn vingers gaan. En steeds meer zag ik een preciezer stramien voor me. Ook ondervond ik welke gedichten goed bij elkaar pasten en welke juist niet. Ik heb veel tijd gestoken in de voetnoten; daar wilde ik herhaling voorkomen. Ze moesten stroken met de tekst die eraan vooraf ging.’
‘Ik lees het. Vaak is het niets. Want dat is de valkuil van jonge dichters: ze lezen te weinig. Ze gebruiken daardoor te veel clichés, omdat ze niet weten wat er al gezegd is. Literatuur is een kunst en ambacht, om dit te kunnen beheersen, moet je andere literaire teksten leren kennen. Je moet je suf lezen! Lees eens iets van Jan Arends bijvoorbeeld. Zijn poëzie is volstrekt eigenzinnig, waardoor het er stevig inhakt. Inspirerend.
Soms ontvang ik goede ongevraagde kopij. Dan stuur ik de schrijver een bemoedigend woord en houd ik hem of haar in de gaten. Ik vind het leuk dat de mensen tegenwoordig ook in het officieuze circuit aan de bak komen. Daarbij: kwaliteit verloochent zich niet. Iedereen wil een uitgever en besproken worden in een goed medium, maar als dat niet lukt en je werk er wel echt mag zijn, is het een geruststellend dat er andere manieren zijn om dat werk toch te verspreiden. Ieder mens en iedere stem is anders, waardoor ik er in geloof dat vernieuwing in de poëzie mogelijk is. Ja, wat dat betreft ben ik zeer optimistisch.’
Op de volgende data zal Piet Gerbrandy in Antwerpen en Utrecht uit zijn genomineerde bundel lezen.
ANTWERPEN
22 Januari, 12.30
Piet Gerbrandy en Peter Verhelst, in gesprek met Piet Piryns
UTRECHT
22 Januari, 20.00
Piet Gerbrandy en Sasja Janssen
SAVANNAH BAY
De VSB Poëzieprijs is dé prijs voor Nederlandstalige poëzie en bekroont de beste bundel van het jaar met een bedrag van 25.000 euro. De winnaar van de VSB Poëzieprijs wordt op 28 januari a.s. bekend gemaakt tijdens het feestelijke uitreikingsprogramma in de Rotterdamse Kunsthal.
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Door ervaren, professionele redacteuren. Goed én betaalbaar!
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!