# 580 De herberg, de voorvader en de bokkenrijders
Het was een zondagochtend. Het was winter. Het was koud. En het was in de achttiende eeuw. Best wel lang geleden.
Een man stapte de gelagkamer binnen van de enige herberg in Heerlerheide. De gesprekken van de boeren en kooplui vielen stil. Zoals dat in die tijd gebeurde als een vreemdeling ergens opdook.
De man bleef even staan en keek rustig om zich heen, vriendelijk glimlachend. Je zou kunnen zeggen dat hij iedereen even de tijd wilde geven om aan hem te wennen.
Daarna liep hij naar de herbergier.
'Een kruik bier graag,' zei hij met een zware, maar toch vriendelijk klinkende stem.
'Dat is twie stuvers,' antwoordde de herbergier, die Tinus heette, in het Limburgs dialect. De enige taal die hij sprak. Zoals zoveel mensen toen in dorpen alleen maar de taal van de streek spraken.
De man haalde een geldbuidel tevoorschijn en legde twee stuivers op de toog.
Tinus pompte het bier op uit het vat en zette de kruik en een kroes neer voor de vreemdeling.
'Wat kost een kamer?' vroeg de man.
'Vieftig cent vür 'n nacht,' antwoordde Tinus.
De man tastte weer in zijn buidel en legde een daalder neer. 'Drie nachten.'
Tinus haalde een dik boek tevoorschijn dat hij opensloeg voor de vreemdeling. Hij reikte hem een potlood aan.
'De naom.'
De vreemdeling plaatste zijn naam in het boek
'Angus?' Tinus keek wantrouwend.
Mijn opa kwam uit Schotland,' zei de man met een glimlach.
'Woerum bisse hier?' vroeg Tinus.
'Een afspraak met de weduwe Schneiders', antwoordde de man.
Er viel weer een stilte in de gelagkamer.
'De weduwe van de Bokkenrijder?' klonk het.
De man draaide zich om naar degene die de woorden had uitgesproken.
'Wie bent u?' vroeg hij.
'Ik ben de notaris uit Heerlen.'
'Dan is Scheepers uw naam. Dan bent u degene die tegen Sjra Schneiders getuigenis heeft afgelegd voor de rechtbank; dat u hem op een bok hebt zien rijden. Dat hij een dief was, een bokkenrijder. Lid van de boevenbende.
De notaris kinkte.
'U hebt er ook voor gezorgd dat de boerderij van Schneiders, na zijn executie, aan boer Ploumen werd verkocht. Voor een habbekrats. De weduwe heeft me geschreven. Om dingen te regelen met u en Ploumen,' zei de vreemdeling. Hij keek naar de musket die bovenop zijn plunjebaal lag en glimlachte.
'Ik moet gaan,' antwoordde de notaris angstig.
'Ik zie u en Ploumen morgen. Hier.' antwoordde de man. Weer met een glimlach.
Het is mijn metier niet. Maar ik heb een poging gedaan. Pulp voor de jeugd :-) Kinderen vind ik een rekbaar begrip. Zo rond de twaalf. Daar heb ik het geprobeerd op te schrijven. En ja, toestemming verleend Mirelle, Ik doe wel mee. Zonder de pretentie dat dit verhaal voor bespreking in aanmerking komt.