#537 Spook in de nachtdienst
Piep, piep, piep. Infuusalarm! Oei! Was ze bijna ingedommeld. Snel loopt ze naar de kamer van meneer Troost. Hij slaapt rustig door terwijl ze de infuuszak verwisselt. Wat ziet hij eruit; zo mager, zo wit. De arme man. Dit wordt hoogstwaarschijnlijk z’n laatste kerst.
Dat geldt ook voor de andere kankerpatiënten die ze onder haar hoede heeft. Het zijn er maar vijf. Gister was het een leegloop geweest. Sommige patiënten komen meteen na de kerst weer terug voor verdere behandeling, anderen hopen zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven. Omdat er slechts vijf patiënten overbleven, had ze aangeboden om twee nachten alleen te draaien. Dat kon ze makkelijk aan. Het enige probleem zonder collega erbij was het wakker blijven! Zeker nu, zo tegen de ochtend.
In de personeelskamer staat voor het raam een grote opgetuigde boom. Middenin de ruimte staat een feestelijk gedekte tafel, voor het kerstonbijt, straks met de collega’s van de dagdienst. Uit de radio klinkt onafgebroken zachte kerstmuziek. Ze pakt een Libelle van tafel, en bladert wat door het dikke feestdagen nummer. Een krakend geluid op de gang laat haar schrikken. Ze kan het niet meteen thuisbrengen, en gaat poolshoogte nemen. Niets te zien. ‘’Vast de vader van Marion’’, denkt ze, met een glimlach. Haar spirituele vriendin-collega met wie ze vaak samen nachtdienst draait, wijt ieder ondefinieerbaar geluid aan haar overleden vader die haar komt begroeten.
Allemaal gekkigheid, denkt ze, terwijl ze weer gaat zitten. Ze verdiept zich weer in het tijdschrift. Pagina’s vol onhaalbare kerstversieringen en uitgebreide diners. Plotseling klinkt op de gang het geluid van een deur die in het slot valt. Wat is dat? Geen van haar patiënten kan zelfstandig uit bed. Is er iemand anders op de afdeling? Ze legt het tijdschrift op tafel en staat met een akelig voorgevoel op. Was ze nou maar niet alleen hier!
Op de gang ziet ze aanvankelijk niets, maar als ze verder loopt ziet ze dat de deur van de spoelkeuken dicht is. Dat is vreemd, want die staat altijd open omdat je vaak met je handen vol in en uit moet. Angstig opent ze de deur. Niets, niemand. Ze haalt opgelucht adem, maar tegelijkertijd hoort ze sloffende voetstappen naderen. Is er toch iemand uit bed gekomen? Onmogelijk, ze kunnen alle vijf niet op de benen staan. Maar wie of wat is het dan? Toch de vader van Marion…? Of, nog erger, misschien is het wel haar eigen vader. Die verhaal komt halen? Omdat ze hem in zijn laatste jaren verwaarloosd heeft? Kom op, doe normaal mens, spreekt ze zichzelf toe. Jij gelooft daar niet in! Maar ze is er niet meer zo zeker van, want wie weet wat zich allemaal afspeelt tussen hemel en aarde? Voorzichtig kijkt ze om het hoekje van de spoelkeuken de gang in. Leeg. Of staat daar iemand? O nee, het is de grote plant, bij de balie. Ondanks alles moet ze lachen om zichzelf. Schrikken van een plant! Maar het lachen vergaat haar snel, want achter de deur van kamer 10, tegenover de spoelkeuken, klinkt een zachte stem ‘’Zuster, zuster..’’. Dat bestaat niet! Die kamer is leeg, daar ligt geen patiënt. En nog erger: ze herkent de stem. Misschien zwakker dan in haar herinnering, maar onmiskenbaar de lage stem van haar vader!
‘’Zuster,’’ roept ie weer, ‘’Zuster.. ‘’. Zal ze de deur open doen? Ze aarzelt. Dan gaat plotseling een alarm af. Een patiënt belt. Ze hoort het op de pieper in haar schortzak, en ziet het aan de rode lamp boven een deur verderop in de gang. Vrijwel direct floept boven iedere deur de rode lamp aan. En haar pieper bromt onophoudelijk. Ze kan het geluid uitzetten, maar het apparaat blijft wild trillen in haar hand. En ondertussen steeds die stem; ‘’Zuster, zuster..’’
Wat gebeurt er toch allemaal. Wanhopig en tot niets meer in staat, laat ze zich met de rug tegen de muur op de grond zakken. Ze legt haar hoofd op haar opgetrokken knieën, maakt zich zo klein mogelijk. Met haar handen over haar oren en haar ogen stijf dicht, wacht ze doodsbenauwd op? Op wat…? Ze weet het niet, maar het zal verschrikkelijk zijn!
Piep, piep, piep! Een infuuspomp! In een plichtsgetrouwe reflex komt ze overeind. Er glijdt iets glads van haar schoot. Ze opent haar ogen en ziet voor haar voeten een Libelle liggen, en recht voor haar geen dichte deur, geen roepende dode vader, maar een grote opgetuigde kerstboom. Ze loopt de gang op. Buiten het gepiep van de infuuspomp is het doodstil, en nergens brandt een alarmlamp.
Haar hart gaat nog wild te keer, en haar handen trillen als ze de infuuszak verwisselt. Langzaam beseft ze dat het gespook slechts een afschuwelijke nachtmerrie is geweest. Oei! Was ze toch in slaap gevallen!
Een levendig inkijkje in het…
Lid sinds
13 jaar 10 maandenRol
Een levendig inkijkje in het leven van een verpleegster. Mooi gedaan! De Libelle die ze van tafel pakt is dik, misschien zou je de zin daar iets anders kunnen formuleren. Iets als: Het tijdschrift is nu met de feestdagen extra goed gevuld. Leuk detail van de onhaalbare kerstversieringen.
De dubbele aanhalingstekens kunnen enkele zijn. Op het eind zou je ook kunnen schrijven: In een plichtsgetrouwe reflex schiet ze overeind. Je zou ook het tijdschrift eerst van haar schoot kunnen glijden, waar ze dan van wakker schrikt. Wanneer je en schrijft kan de komma daarvoor weggelaten worden. De eennalaatste zin kan weggelaten worden omdat het voor de lezer al duidelijk is dat het een droom betrof. Oei! Was ze toch in slaap gevallen! Is dan al voldoende.
Hoi Lia, je hebt er een…
Lid sinds
5 jaar 8 maandenRol
Hoi Lia, je hebt er een flink verhaal van gemaakt. Het leest heel spannend. Dat het dan een droom blijkt te zijn, vind ik persoonlijk een anti-climax. Te makkelijk. Waarom laat je de verpleegkundige niet achter met de gedachte dat het mogelijk echt de geest van de vader van haar collega of haar eigen vader? Wordt het verhaal veel interessanter door.
We mochten 600 woorden gebruiken, daar zit je zo'n 190 boven. Misschien kun je het terugbrengen naar 600 woorden.
Middenin de ruimte ---> midden in
‘’Vast de vader van Marion’’, denkt ze ---> een gedachte hoeft niet tussen aanhalingstekens.
klinkt een zachte stem ‘’Zuster, zuster..’’. ---> je maakt hier gebruik van het beletselteken, dat moeten drie puntjes zijn. De punt achter het aanhalingsteken mag weg. Het laatste puntje van het beletselteken is tevens de punt van de zin.
‘’Zuster,’’ roept ie weer, ‘’Zuster.. ‘’. ---> hier idem. Dit is een onderbroken zin. De tweede zuster moet met kleine letter, of je moet van de komma achter weer een punt maken.
En ondertussen steeds die stem; ‘’Zuster, zuster..’’ ---> de puntkomma moet hier een dubbele punt zijn.
Mooi gedaan, alleen de …
Lid sinds
12 jaar 2 maandenRol
Mooi gedaan, alleen de 'droomkwestie'. Ik ben daar geen fan van en vind dat hier wat jammer. Juist, omdat het verhaal zo goed opgebouwd is en de sfeer treffend neerzet.
Graag gelezen, maar een ander eind juich ik absoluut toe! Dat verdient dit verhaal.
Een knappe inleiding. De…
Lid sinds
1 jaar 4 maandenRol
Een knappe inleiding. De suspense goed opgebouwd maar iets te lang doorgezet op weg naar een onbevredigend einde voor zowel de schrijver als de lezer, vermoed ik. Edoch ik spreek voor mezelf in deze. De anderen hebben het al gezegd.
Dank voor het lezen en…
Lid sinds
9 maanden 3 wekenRol
Dank voor het lezen en commentaar. Ik dacht 800 woorden; niet goed gelezen. Dom!
Ik was zelf ook niet tevreden met de afloop. Ik denk dat ik het zo verander: dat ze uiteindelijk , na het verwisselen van het infuus, en helemaal opgelucht dat het een droom was, tot haar afgrijzen toch die stem blijft horen.
En dan nog 200 woorden wissen ;)
Ik sluit me aan bij de…
Lid sinds
4 weken 1 dagRol
Ik sluit me aan bij de vorige reacties. De spanning bouw je heel goed op maar het plot is enigszins teleurstellend. Maar graag gelezen.
Fijn spookverhaal Lia. Je…
Lid sinds
6 jaar 8 maandenRol
Fijn spookverhaal Lia. Je bouwt de spanning prima op, eerst de glimlach om die collega met haar spirituele verhalen over haar overleden vader, en dan die gedachte die door haar hoofd spookt over haar eigen vader. Daarmee maak je het extra gelaagd, en ook geloofwaardig. Mooi dilemma ook; als verpleegster wel zorgen voor anderen, en niet voor je eigen vader, om welke reden dan ook. Als lezer ‘zie’ ik de ruimte door de ogen van jouw hoofdpersoon. Met die details, zoals de spoelkeuken tegenover kamer 10, maak je je verhaal ook sterker. De oplossing die je na de eerdere feedback hier al bedacht, lijkt me een prima oplossing voor het ‘droomeinde’ (waar ik ook geen fan van ben). Mooi gedaan.
Twee tips; bij aanvang van het verhaal geef je meneer Troost een naam. Hij speelt verder geen rol in het verhaal, maar die verwachting schep je nu wel, omdat de andere patiënten geen namen hebben. Misschien kun je hem op een andere wijze introduceren. Kijk verder nog eens kritisch naar je zinnen en schrap zinnen die niet veel toevoegen. Bijvoorbeeld hier; ‘Plotseling klinkt op de gang het geluid van een deur die in het slot valt. Wat is dat? Geen van haar patiënten kan.’ Of hier ‘Onmogelijk, ze kunnen alle vijf niet op de benen staan. Maar wie of wat is het dan? Toch de vader van Marion…?’