#492 - Gepofte kastanjes
De geur van gepofte kastanjes is een teken dat de winter in aantocht is; maar het is ook de geur van romantiek in Istanbul. Mensen drommen samen op pleinen, de woelige Bosporus roert zich, het waait onrustig. Merve, vaak op straat dansend op Altin Güns disconummers, leerde tijdens één van haar dansavonden de harde Kenan kennen. Kenan werkt voor de Turkse geheime dienst en dissidenten opsporen behoort tot zijn taken. Maar niet vanavond. Vanavond wandelt hij samen met Merve het Hagia Sophiaplein op, waar toeristen zich laten afzetten met alles wat te koop is. Later trekt hij Merve een steegje in waar het minder druk is en gaat op zoek naar zijn neef, die gepofte kastanjes verkoopt. Bij de kastanjekraam van zijn neef voelt Kenan dat er iets mis is, maar wat precies snapt hij niet meteen.
Uit Tugays zij loopt bloed en vlezige wonden gapen Kenan aan. ‘Wat is er verdomme gebeurd man?’ vraagt Kenan na een paar seconden. ‘Ze hebben me gepakt broer, met z’n vieren, ze hebben me gepakt,’ brengt Tugay uit. Tugay probeert het bloeden te stelpen, maar nu zitten al zijn servetjes onder het bloed. Hij ligt zowat, achter het kraampje, en spreekt met moeite.
Merve belt de politie en dooft het vuur onder de hete plaat met kastanjes. De meeste kastanjes zijn inmiddels zwartgeblakerd.
‘Wie hebben jou dit aangedaan?’ vraagt Kenan moedeloos. ‘Ik zweer dat ik wraak zal nemen op hun moeders en dochters.’ Tugay slikt en rochelt. ‘Het waren de… k-k-kastanjekoppen. Ik… had ze… bele… beledigd. Ik… het spijt me…’
Tugay staart met nietsziende ogen de leegte in en Merve laat haar tranen stromen. Verstrooid pakt Kenan de zwartgeblakerde kastanjes op, voelt de hitte van de kastanjes niet, begint ermee te gooien. De sirenes dringen nauwelijks tot hem door, wanneer hij de laatste zwartgeblakerde kastanjes uit z’n hand laat vallen…