Lid sinds

1 jaar 6 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

#425 Mijn laatste station

Ik lig hier al weken rug aan rug met de anderen. Er lopen veel mensen langs, maar de meesten lopen haastig voorbij. Ze lijken niet geïnteresseerd in ons. Zo nu en dan is er iemand met minder haast, die blijft even staan, bekijkt ons, betast ons, pakt er wat van ons tussenuit, zet ons weer terug. Soms neemt iemand één van ons mee. 

Ik word er niet uitgepikt. Ik heb een onopvallend uiterlijk en een nietszeggende titel en het ergste is: Ik ben van een onbekende auteur. Niet dat ik daar iets van af weet, dat heb ik iemand over me horen zeggen. Het was een kenner: de eigenaar van het antiquariaat. ‘Leg deze maar buiten bij de koopjes voor vijftig cent, misschien komen we er dan vanaf.’ Vreselijk was dat, buiten staan in de zon en in de kou. Als het regende, kregen we een stuk plastic over ons heen. Ik lag in een krat met onbeduidende drukwerken. Ik verbleekte en krulde op. 

Toch ben ik meegenomen. Iemand bladerde in me en las zelfs een paar regels. Ik viel haast uit mijn kaft van vreugde, hier was ik voor gemaakt, om vastgehouden te worden en gelezen. De persoon die me gepakt had, stopte me in een tas. Er is niks voor me betaald, dat weet ik zeker. Blijkbaar was zelfs vijftig cent teveel voor mij. Ik bungelde in die donkere tas en ik wist niet wat ik moest voelen. Misschien zou ik dan eindelijk gelezen worden. Ik kon niet wachten! Maar ik was gejat. 

Ik weet niet meer hoe lang ik in die tas gezeten heb, maar het leek jaren en het stonk er vreselijk. Ik hing daar rond tussen smoezelig textiel en ranzige restjes eten. Toen ik eindelijk uit de tas mocht, was ik een voddig exemplaar geworden. Mijn dief  keek naar me, bladerde in me met vette vingers en liet me toen doodleuk op een bankje liggen, hier op het station. Iemand anders heeft me in dit rek gelegd. 
Eerlijk gezegd verwacht ik niks meer van mijn bestaan. Dit is voor mij het laatste station. Ooit zal iemand merken dat ik hier al te lang lig en me eindelijk bij het oud papier gooien of gewoon tussen het stinkende afval in de vuilnisbak. Mijn bestaan is zinloos gebleken.

Nu ik hier zo te kijk lig, denk ik vaak terug aan heel lang geleden. Ik was nieuw en ik rook heerlijk naar schoon papier en verse inkt. Ik lag in de boekwinkel, mijn okergele kaft glansde in het lamplicht. Ik lag op de Tafel Der Belofte. Een tafel vol debuutromans. 
‘Ik vind het belangrijk om debutanten onder de aandacht te brengen’, vertelde de eigenaar van de winkel aan een geïnteresseerde klant. 
‘Wat sympathiek’, zei de dame, ‘Tafel Der Belofte. Wat een briljant idee!’  Ze koos drie boeken van de tafel. Eén ervan was ik. 
‘Zijn het cadeautjes?’ 
‘Jazeker, voor onder de kerstboom.’ 

Ik dacht toen dat het leuk was om een cadeautje te zijn. Maar mijn leven was ongetwijfeld beter geweest als ik bij die dame had kunnen blijven. Zij leek me een goede lezeres. Een beetje excentriek was ze wel, maar op een keurige manier. Ze bejegende mij en de andere cadeautjes met zorg en toewijding. Dat kon ik merken, dwars door het papier heen. 
Eenmaal onder de kerstboom, wachtte ik vol verlangen op het moment dat ik uitgepakt zou worden. Toen het zover was, bedankte mijn nieuwe eigenaar zijn tante uitbundig. Ik dacht echt dat hij blij was met mij. Het was een leuke jonge vent met een grote bos donkere krullen en een hippe bril. Een lezer om van te houden. Toen hij thuiskwam, las hij alleen mijn achterflap, haalde zijn schouders op en zette me in de kast. Daar heb ik zeker twintig jaar gestaan. Op een heel krap plekje, ingeklemd tussen andere boeken die nooit werden bekeken. Er kwam een laag stof op ons. 

Dan is het hier toch beter. Af en toe word ik opgepakt en doorgebladerd, zoals nu. En teruggelegd.
Hé, warempel, deze keer niet. Ze heeft me nog in haar hand en begint te rennen, ik mag mee de trein in! Ze gaat zitten en slaat me open op de eerste bladzijde. Ze leest. Ik word gelezen! Eindelijk! Ze slaat één voor één mijn pagina’s om. Eén voor één, in een heel traag tempo, want ze leest me! Echt! Ze ziet er onopvallend uit. Kort grijs haar en een bril, geen hippe bril. Een nietszeggend uiterlijk heeft ze, maar ik hou van haar. Ze léést me. 

O nee, o nee! Wat nou weer? Au zeg! Dit is het bruutste wat me ooit is aangedaan. Ze vouwt een hoekje van me om. Waarom zou ze nu, na al die oprechte aandacht, zo gemeen doen? O, wacht, ik begrijp het. Ze stopt me in haar tas, ze moet de trein uit en wil later verder lezen. Vouw maar vrouw, vouw me en verkreukel me desnoods. Bekruimel me, beduimel me, het maakt me niets uit. Jij mag alles met me doen, je bent mijn enige echte lezeres!

 

Lid sinds

5 jaar 4 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

dag Jacobo

Wat een mooi verhaal, ik vind dat je een goede opbouw ontwikkelt in de tekst. Je schrijft zo dat de lezer wel blijft lezen om de ontknoping te kennen.

Ik voel de onzekerheden van het boek, knap gedaan.

 

Johanna

   

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Mooi verhaal, Jacoba. Goed verteld, vlot geschreven. Met plezier gelezen. 

Niet dat ik daar iets van af weet  --> afweet

Daar heb ik zeker twintig jaar gestaan. ---> zinnen kun je actiever schrijven door het hulpwerkwoord weg te laten. Daar stond ik zeker twintig jaar.
bijvoorbeeld ook bij de zin "Ze leest. Ik word gelezen!" --> Hier zou je "Ik word gelezen!" ook weg kunnen laten. Op het eind schrijf je namelijk ook al "Ze léést me."  Dan zou ik daar het uitroepteken achter zetten. Als je dan nog van me mij maakt, leg je er nog meer nadruk op. Ze léést mij!  

Ze slaat één voor één mijn pagina’s om. Eén voor één, in een heel traag tempo, want ze leest me! Echt! Ze ziet er onopvallend uit. Kort grijs haar en een bril, geen hippe bril. Een nietszeggend uiterlijk heeft ze, maar ik hou van haar. Ze léést me.    --->  in het begin heb je ook een zin waarin je de nadruk op "een" legt. Ik zou daar iets terughoudender in zijn. Te veel nadruk kan ook tegenwerken. Hier zou je in de tweede zin "één voor één" ook weg kunnen laten. Door de nadruk in de eerste zin lees ik als lezer al dat het traag gaat en is de tweede zin eigenlijk alleen een herhaling.