#385 Pandemie [Herzien]
In godsnaam, wat doe ik hier? Heb ik me daarvoor afgepeigerd op de school voor de journalistiek? Ze zouden me leren te onderscheiden wat nieuws en niks was, messcherpe analyses op de wereld los te laten, de werkelijkheid op een creatieve manier toegankelijk te maken voor wie mijn verslagen onder ogen of voor de oren kreeg. Ik zou zo leren schrijven dat ik gelezen werd, ik zou zo leren lezen dat zelfs het wit tussen de regels nog betekenis kreeg. En nu?
Twee jaar afgestudeerd en nog altijd opgesloten in het verschrikkelijke schnabbelcircuit waartoe iedereen met schrijfambities is gedoemd. Twee jaar stroopsmeren bij iedere redacteur of directeur die er op mijn pad kwam, likes dumpen op ieder Linked-in profiel dat naar opdrachten rook. Toen veertig procent van mijn concullega’s thuis zat vanwege een besmettelijk virus flakkerde mijn hoop weer even op. En inderdaad: of ik een reportage wil maken van het leven in een gebied dat vanwege een epidemie is afgesloten van de buitenwereld. Tuurlijk, ik pak deze klus professioneel aan.
Dus heb ik een camera gehuurd om alles vast te leggen, en een opfriscursus Frans gevolgd. En nu sta ik hier dus in O., op het plein voor het gemeentehuis. Een uitgestorven vlakte: Het stadhuis zelf is niet alleen dicht, maar zelfs gebarricadeerd, en in de verre omtrek is geen mens te zien. De weeë geur van de dood kruipt door mijn mondkapje heen mijn neus in. Ik vervloek mezelf dat ik geen zonnebril mee heb. Het felle winterzonlicht, in combinatie met de witgepleisterde huizen en het stof op straten en pleinen, dwingen me om mijn ogen bijna dicht te knijpen.
Voordat ik op deze “Place Premier Novembre” belandde heb ik een half uur door een doodstille stad gelopen. Ik heb geen mens gezien, maar overal lagen kadavers van honden, katten, ratten en een enkele geit. Telkens als ik er eentje zag ben ik er met een boog omhoog gelopen. “Dangereux, monsieur, dangereux” had de portier – tevens enige aanwezige in het hotel - me gisteren gewaarschuwd. Een avondmaal had er niet in gezeten, ik was vroeg naar bed gegaan in mijn muffe hotelkamer. Toen ik vanochtend was opgestaan, had ik een stevige honger, maar in ontbijt voorzag het hotel niet. Zelfs de portier was nergens te bekennen. Ik liep een poosje door lege hotelgangen, deed zelfs de uitgestorven keuken aan. Daar stuitte ik op een stokbrood: het enige teken van leven. Ik confisqueerde het zonder gewetensbezwaar, en besloot naar het stadhuis te gaan voor een interview met een autoriteit.
Wat nu? Het stadhuis ontoegankelijk, geen mens in zicht, alleen een doodstil plein. Een straatinterview is dus geen optie, en ook de etalages rondom het grote plein zijn onverlicht en doods. Alleen het groene kruis van een apotheek aan de overkant is verlicht. Ik loop er op af, er brandt zowaar TL-licht in de zaak. Als ik de deur probeer, blijkt die open te gaan: een ouderwetse bel kondigt mijn komst aan, en een oudere man in witte jas komt achter uit de zaak aangelopen. “Vous désirez, monsieur?” vraagt hij aarzelend.
In mijn beste Frans leg ik hem uit dat ik hier op reportage ben uit Nederland, om verslag te doen van het leven tijdens een epidemie. Als hij vraagt of dat niet in Nederland kan, probeer ik hem duidelijk te maken dat epidemieën daar per persconferentie worden aangekondigd, en dat het volk in opstand komt als een epidemie te lang duurt. “Hier komen de mensen niet in opstand”, vertelt de apotheker mij. Hier gaan ze weg, of ze gaan dood.” Als het thema vaccinatie ter sprake komt, zwijgt hij even. “Een vaccin is wat anders” zegt hij dan. “Dat komt van de overheid, die kunnen ze haten. Twee weken geleden kondigde de burgemeester aan dat er een vaccin zou komen. De dag daarop werd het gemeentehuis bestormd door mensen die dachten dat het vaccin ze tot zombies zou reduceren. Toen is het stadsbestuur gevlucht en het stadhuis dichtgetimmerd. Nu durft niemand nog naar buiten, als er iemand doodgaat leggen ze hem ’s nachts op straat, bij de honden en katten. Ik heb gehoord dat er nog ergens een dienst actief is die de kadavers ophaalt en verbrandt, maar verder is het ieder voor zich en God voor ons allen. En over dat laatste heb ik inmiddels ook mijn twijfels,” zo besluit hij.
Ik dankte de apotheker voor het gesprek en ging door de levenloze straten terug naar mijn hotel. Ik zou mijn indrukken uitwerken tot een aangrijpend verslag van het leven in een door een epidemie bezet gebied. Ik zou vertellen van de uitgestorven stad, van de gelaten apotheker die mij te woord had gestaan, van de kadavers op de straten. Misschien kon de minister-president tijdens zijn volgende persconferentie mijn verslag voorlezen om te bewijzen dat het in Nederland nog zo erg niet was.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Pandemie, eerste versie
In godsnaam, wat doe ik hier? Heb ik me daarvoor afgepeigerd op de school voor de journalistiek? Ze zouden me leren te onderscheiden wat nieuws en niks was, messcherpe analyses op de wereld los te laten, de werkelijkheid op een creatieve manier toegankelijk te maken voor wie mijn verslagen onder ogen of voor de oren kreeg. Ik zou zo leren schrijven dat ik gelezen werd, ik zou zo leren lezen dat zelfs het wit tussen de regels nog betekenis kreeg. En nu?
Twee jaar afgestudeerd en nog altijd opgesloten in het verschrikkelijke schnabbelcircuit waartoe iedereen met schrijfambities is gedoemd. Twee jaar stroopsmeren bij iedere redacteur of directeur die er op mijn pad kwam, likes dumpen op ieder Linked-in profiel dat naar opdrachten rook. Toen veertig procent van mijn concullega’s thuis zat vanwege een besmettelijk virus flakkerde mijn hoop weer even op. En inderdaad: of ik een reportage wil maken van het leven in een gebied dat vanwege een epidemie is afgesloten van de buitenwereld. Tuurlijk, ik pak deze klus professioneel aan.
Dus heb ik een camera gehuurd om alles vast te leggen, en een opfriscursus Frans gevolgd. En nu sta ik hier dus in O., op het plein voor het gemeentehuis. Een uitgestorven vlakte: Het stadhuis zelf is niet alleen dicht, maar zelfs gebarricadeerd, en in de verre omtrek is geen mens te zien. De weeë geur van de dood kruipt door mijn mondkapje heen mijn neus in. Ik vervloek mezelf dat ik geen zonnebril mee heb. Het felle winterzonlicht, in combinatie met de witgepleisterde huizen en het stof op straten en pleinen, dwingen me om mijn ogen bijna dicht te knijpen.
Voordat ik op deze “Place du 1er Novembre” belandde heb ik een half uur door een doodstille stad gelopen. Ik heb geen mens gezien, maar overal lagen kadavers van honden, katten, ratten en een enkele geit. Telkens als ik er eentje zag ben ik er met een boog omhoog gelopen. “Dangereux, monsieur, dangereux,” had de portier – tevens enige aanwezige in het hotel - me gisteren gewaarschuwd. Een avondmaal had er niet in gezeten, ik was vroeg naar bed gegaan in mijn muffe hotelkamer. Toen ik vanochtend opstond had ik een stevige honger, maar in ontbijt voorzag het hotel niet. Zelfs de portier was nergens te bekennen. Ik liep een poosje door het lege hotel, deed zelfs de uitgestorven keuken aan. Daar stuitte ik op een stokbrood: het enige teken van leven. Ik confisqueerde het zonder gewetensbezwaar, en besloot naar het stadhuis te gaan voor een interview met een autoriteit.
Wat nu? Het stadhuis ontoegankelijk, geen mens in zicht, alleen een doodstil plein. Een straatinterview is dus geen optie, en ook de etalages rondom het grote plein zijn onverlicht en doods. Alleen het groene kruis van een apotheek aan de overkant is verlicht. Ik loop erop af, er brandt zowaar TL-licht in de zaak. Als ik de deur probeer, blijkt die open te gaan: een ouderwetse bel kondigt mijn komst aan, en een oudere man in witte jas komt achter uit de zaak aangelopen. “Vous désirez, monsieur?” vraagt hij aarzelend.
In mijn beste Frans leg ik hem uit dat ik hier op reportage ben uit Nederland, om verslag te doen van het leven tijdens een epidemie. Als hij vraagt of dat niet in Nederland kan, probeer ik hem duidelijk te maken dat epidemieën daar per persconferentie worden aangekondigd en dat het volk in opstand komt als een epidemie te lang duurt. “Hier komen de mensen niet in opstand”, vertelt de apotheker mij. Hier gaan ze weg, of ze gaan dood.” Als het thema “vaccinatie” ter sprake komt, zegt hij dat dokter R. daar misschien wat van weet. Hij had de vorige epidemie in de stad meegemaakt, erover geschreven, maar over deze epidemie had hij de dokter nog niet gehoord. Misschien was de dokter wel weg, of dood. Het was sowieso meer een epidemie van het type “ieder voor zich en God voor ons allen”. En dat zou dus ook wel voor het vaccin kunnen gelden. Hij had het in elk geval niet op voorraad, en de autoriteiten had hij er nog niet over gehoord.
Ik dankte de apotheker voor het gesprek en ging op weg naar mijn hotel. Ik zou mijn indrukken uitwerken tot een aangrijpend verslag van het leven in een door een epidemie bezet gebied. Ik zou vertellen van de uitgestorven stad, van de gelaten apotheker die mij te woord had gestaan, van de kadavers op de straten. Misschien kon de minister-president tijdens zijn volgende persconferentie mijn verslag voorlezen om te bewijzen dat het in Nederland nog zo erg niet was.
Bob, fout is het niet, maar…
Lid sinds
8 jaar 1 maandRol
Bob, fout is het niet, maar in de meeste steden en bijvoorbeeld ook in Oran in Algerije heeft men het over de: Place du 1er Novembre. Een somber maar realistisch beeld heb je hier opgehangen van deze covid tijden.
Hoi Bob, je had…
Lid sinds
5 jaar 7 maandenRol
Hoi Bob, je had overduidelijk geen zin om over de massa in Antwerpen te schrijven, getuige je verhaal over precies een tegenovergestelde situatie. Toevallig kwam stuitte ik op een boek van Albert Camus: De pest. Hij had toen al een vooruitziende blik.
Intrigerend verhaal, je weet de sfeer goed te beschrijven. Graag gelezen.
Je schrijft het verhaal in de tt, maar er zijn zinnen die in de vt staan terwijl ze in de tt horen. Bijvoorbeeld in het stukje met de apotheker:
Hij heeft de vorige epidemie in de stad meegemaakt, er over geschreven, maar over deze epidemie heeft hij de dokter nog niet gehoord. Misschien is de dokter wel weg, of dood.
Idem bij de laatste zin:
Misschien kan de minister-president tijdens zijn volgende persconferentie mijn verslag voorlezen om te bewijzen dat het in Nederland nog zo erg niet is.
concullega’s ---> goed gevonden
En nu sta ik hier dus in O., op het plein voor het gemeentehuis. ---> de komma kun je weglaten.
De weeë geur van de dood kruipt door mijn mondkapje heen mijn neus in. --> "mijn neus in" zou je ook weg kunnen laten. Waar zou je anders de geur van dood mee ruiken?
“Dangereux, monsieur, dangereux” had de portier ---> komma achter de tweede dangereux
er over geschreven ---> erover
Ik loop er op af ---> erop
@Gi, dankjewel. Mijn…
Lid sinds
4 jaar 5 maandenRol
@Gi, dankjewel. Mijn opfriscursus had me dat niet bijgebracht, maar ik heb het aangepast.
@Fief, dank. Is geen toeval, Camus wordt dezer tijden regelmatig genoemd, en noch de plaats O, noch dokter R. zijn uit de lucht komen vallen.
In je commentaren ben je soms nogal rechtlijnig, zoals in: "Je schrijft het verhaal in de tt, maar er zijn zinnen die in de vt staan terwijl ze in de tt horen. Bijvoorbeeld in het stukje met de apotheker:"...
Ik schrijf doorgaans op gevoel, maar misschien hoort veel van wat ik voel wel niet. In dit geval staat voor mijn gevoel de verleden tijd hier met een reden: het is geen beschrijving van de situatie, maar van wat de apotheker zei: (De apotheker zei dat) de dokter erover geschreven had, misschien wel de stad uit was, of dood.Is duidelijk iets anders dan in de tegenwoordige tijd vertellen dat de dokter erover geschreven heeft, dood is of of de stad uit. Dan weet ik het zelf, niet van de apotheker.
Datzelfde geldt voor de ovt in de laatste alinea. Die geeft mijn ideeen en plannen weer: wat ik zou gaan doen, denkend dat de ministerpresident dat misschien wel in zijn presconferentie kon verwerken. Staat dus los van wat Rutte er al dat niet mee kan doen. In beide gevalllen is het een soort indirecte rede, maar dan zonder de aankondiging "zei dat", "dacht dat" etc. Kom je wel vaker op schrift of in de spreektaal tegen, maar misschien kan iemand die echt onderlegd is in grammatica en syntaxis dit beter toelichten.
Wat het mondkapje betreft: ik heb het niet over ruiken gehad, maar over een geur die door mijn mondkapje heen in mijn neus drong. Hij drong ook in mijn mond, maar daarmee kon ik hem niet ruiken.
In je commentaren ben je…
Lid sinds
5 jaar 7 maandenRol
Hoi Bob, niks mis met op gevoel schrijven, dat doe je erg goed, maar het moet grammaticaal ook kloppen. Als jij dat rechtlijnig noemt, oké. Ik heb er inderdaad niet voor gestudeerd, maar ik hoop toch dat mijn lessen Nederlands op school niet voor niets zijn geweest.
Je vertelt over een dorp waarin de pandemie op het moment van schrijven heerst en halverwege switch je naar de verleden tijd. Waarom niet consequent alles in de vt of tt zetten? Maar goed, dat is zoals ik ertegenaan kijk.
Je hebt het over de weeë geur van dood die door het mondkapje komt. Daarmee zeg je al dat je het ruikt, hoe weet je anders dat het om een geur gaat.
dag Bobcom Je bent van…
Lid sinds
5 jaar 11 maandenRol
dag Bobcom
Je bent van Antwerpen weggegeven en elders heen gegaan, en ik moet zeggen dat het een goede tekst is. Je laat de lezer mee voelen, de koude, de stilte, de dood, en beschrijft het echt goed. Ik zie het zo voor me.
Het gebruik van zintuigen vind ik ook meer dan behoorlijk, het personage observeert, denken ruikt. Het stukje waarbij de apotheker verwijst naar de dokter, vind ik persoonlijk niet nodig, zonder dat het overmatig stoort, maar het had zonder gekund.
De link die je legt naar hoe het beleid ermee kan omspringen op het einde, vind ik goed gelegd.
Mooi.
Johanna
Je hebt een heel eigen(wijze…
Lid sinds
4 jaar 2 maandenRol
Je hebt een heel eigen(wijze) draai aan de opdracht gegeven, maar het levert een prachtig verhaal op. Het verhaal over de dokter vond ik ook wat stroperig, maar al met al met veel plezier gelezen.
Ik kan niet erg meegaan in de kritiek van Fief, volgens mij kan de wisseling van tijd in deze contexten uitstekend, maar ik heb te weinig verstand van zaken om uit te leggen waarom. Echter, een tekst als 'De man holt naar buiten. Hij kon wel eens haast hebben. Het regent pijpenstelen. Daar had hij niet op gerekend.' lijkt mij prima kunnen.
Johanna, dank voor de…
Lid sinds
4 jaar 5 maandenRol
Johanna, dank voor de uitdaging en je reactie. Geen affiniteit hebbende met massavertier, maar evenmin onaangeraakt door wat de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden heb ik inderdaad geprobeerd er een eigen interpretatie aan vast te knopen. Ik ben niet de enige geweest die daarvoor naar Camus' "Pest" heeft gegrepen. Vandaar de O (van Oran, zoals Gi aangaf). Ook het stukje rond en over dokter R verwijst naar Camus - ik had nog wat verhaal van de apotheker nodig, en dacht dat te vinden in een verwijzing naar de bron. Jammer dat dat zelfs in deze tijden weinig herkenning oproept. Misrekening, en gewoon "a darling I should have killed?" Of vasthouden aan wat ik had willen overbrengen? Daar ben ik niet uit, ik hoor daar graag een mening over.
Ook die van @Musonius, die dat stukje eveneens wat stroperig vindt. Weggooien, aanpassen of vasthouden? Dank voor het heldere voorbeeld van het stoeien met tijden; ook volgens mij kun je een situatie zo best vertellen (en dus beschrijven), maar daar is niet iedereen het over eens?
Dag Bobcom, Het is…
Lid sinds
5 jaar 11 maandenRol
Dag Bobcom,
Het is misschien wreed maar ik zou 'the darlings' genadeloos afmaken.
Johanna
Johanna, Musonius: het stuk…
Lid sinds
4 jaar 5 maandenRol
Johanna, Musonius: het stuk met dokter R. herschreven (cursief). It's hard to say goodbye enzo, dus ik hoop te horen of ik de verwijzingen naar Camus terecht om zeep heb geholpen.
Nee. Fout. Camus terug…
Lid sinds
3 jaar 5 maandenRol
Nee. Fout. Camus terug. Versie 1 = beter. Beter, zeg ik je. Uitstekend gevalletje intertekstualiteit. Maar alinea 2 mag ook best wat meer geprezen worden. 'Concullega's' mag eruit. Dat woord is te popie-jopie.
Het is maar net wat (of wie)…
Lid sinds
4 jaar 2 maandenRol
Het is maar net wat (of wie) je met je verhaal wil bereiken, Bob. Ik mag misschien een cultuurbarbaar zijn, maar ik heb nooit iets van Camus gelezen, dus de verwijzingen of de knipoog ging voor mij verloren. Maar ik zit met hetzelfde euvel: in mijn verhaal gaat ook iets aan de lezer voorbij als ze het verschil niet kennen tussen Brueghel en Rubens.
Voor Camus-kenners heeft het stuk wellicht een meerwaarde. Voor mij hoeft het niet, maar ik vond je eerste versie helemaal niet slecht.
Bob, je ne veux pas trop…
Lid sinds
8 jaar 1 maandRol
Bob, je ne veux pas trop pleurnicher, maar jouw “Place du 1er Novembre”, die je zo goed verbeterde in de eerste versie is opnieuw aan jouw aandacht ontsnapt in de tweede versie, die mijn voorkeur geniet.
@Musonius, dank. Ik ben…
Lid sinds
4 jaar 5 maandenRol
@Musonius, dank. Ik ben benieuwd wat jij met je Rubensknipoog in jouw verhaal beoogde: had het opgemerkt moeten worden? Ik kom tot de conclusie dat aan een verhaal waarvan de grote strekking is "wees blij dat het niet erger is" een Camusverwijzing weinig toevoegt, Daarom verkies ik mijn versie waarin het verhaal van de apotheker wat dramatischer uitgebreid wordt, en zet ik die op mijn verhaaltjessite. Maar ik blijf het betreuren dat we inmiddels aangeland zijn op een punt, waar verwijzingen naar andere verhalen nauwelijks iets aan een verhaal toevoegen. Vroeger vond ik de titel van het literatuurlesboek "Ik heb al een boek" nog grappig. Nu vind ik hem eerder triest.
@Sakura: zie mijn afweging boven. Hoe jammer ook, ik denk dat het woord "intertekstualiteit" inmiddels wel uit de literatuurlexica geschrapt mag worden. Wat "concullega" betreft: toen ik het veertig jaar geleden nog wel eens gebruikte was het wellicht popie-jopie, nu is het even passé als een cul de Paris.
Ik heb thuis 23 boekenkasten…
Lid sinds
4 jaar 2 maandenRol
Ik heb thuis 23 boekenkasten staan die van vloer tot plafond gevuld zijn, maar nee, een werk van Camus staat er niet in. Zo jammer jij het vindt dat sommige auteurs niet gelezen worden, zo spijtig vind ik het dat met de de kennis van kunstgeschiedenis droevig gesteld is. Maar ik pas mijn verhaal toch maar niet aan.
Nog enkele puntjes:
Iets totaal anders maar toch…
Lid sinds
8 jaar 1 maandRol
Iets totaal anders maar toch verwant met het besproken 'meehebben'. Zelf zou ik steeds zeggen dat ik naar het feestje een geschenkje of mijn zusje of mijn vriend heb 'meegebracht', maar ik hoor steeds meer dat men 'meegenomen' gebruikt. Heeft iemand een zinnige verklaring voor het gebruik van meenemen versus meebrengen?
Gi, daar heb ik in het…
Lid sinds
4 jaar 2 maandenRol
Gi, daar heb ik in het verleden ook mijn hoofd over gebogen. Een mooi artikel vind je hierover in Onze Taal. Daar zie je ook mooi het verschil tussen Nederlands en Vlaams gebruik.
Dank je voor de link…
Lid sinds
8 jaar 1 maandRol
Dank je voor de link Musonius: klaarheldere uitleg.
Musonius, dank voor je…
Lid sinds
4 jaar 5 maandenRol
Musonius, dank voor je oplettendheid. Je vergist je in mijn treurnis inzake ongelezen auteurs. Die reikt verder: het hele verleden belandt zolangzamerhand op de belt van onverschilligheid.Literatuur en (kunst)geschiedenis zijn nog maar de eerste slachtoffers. Wat geen deel uitmaakt van de digitale waan zal vroeg of laat ten onder gaan.
Voor wat betreft mee hebben: ik zie de contaminatie, maar vrees ook dat hij hij inmiddels een eigen leven leidt. Ik onderken bij mezelf zo langzamerhand 3 modi: Bij me hebben, de meest directe variant: ik kan mijn zonnebril haast voelen; meegenomen hebben, de minst directe, hij zit ergens tussen de spulletjes die ik bij me heb, en mee hebben, ik heb hem direct onder handbereik maar moet hem nog pakken. Maar dit kan natuurlijk een excuus voor geestelijke luiheid zijn. Overigens vind ik het ritme van "mee heb(ben)" prettiger dan dat van "bij me heb(ben)" en "meegenomen heb(ben)" maar dat kan natuurlijk een soortgelijk excuus zijn..
Edit: zonnebril opgezet. "mee heb" stond toch niet zo lekker
Gi, ik weet niet of mijn verklaring zinnig is, maar ik wijt het aan de toenemende ikmiddelpuntigheid van de mensen. Als je een cadeautje meebrengt staat degene die je er mee pleziert centraal. Als je een cadeautje meeneemt dan zet de meenemer zichzelf in het middelpunt: ik ga naar een feestje, ik neem een cadeautje mee. Een soort entreebewijs om zelf plezier te mogen hebben, zeg maar.
Overigens heeft het vannacht 3 graden gevroren, dus dit kan sociologie van de kouwe grond zijn.
Bob, als men aan iemand zegt…
Lid sinds
8 jaar 1 maandRol
Bob, als men aan iemand zegt: 'Ik heb iets voor je meegebracht', dan hoor je het hartje kloppen vol verwachting. 'Ik heb iets voor je meegenomen', klinkt alsof je ergens iets ontvreemd hebt.
Gi, mooie omschrijving van…
Lid sinds
4 jaar 5 maandenRol
Gi, mooie omschrijving van wat woorden teweegbrenggen. Had Musonius' repliek nog niet gezien toen ik reageerde: de SOL-computer houdt er waarschijnlijk een eigen tijdlijn op na, of het duurt wat voor reacties doorsijpelen tot hier. Het Onze Taal-stukje is inderdaad verhelderend - vooral de laatste alinea waarin het verschil tussen Nederlands en Vlaams wordt aangegeven. Verwondert mij niet: nemen ligt sowieso dichter bij de Nederlander dan brengen.
Prima verhaal. Het eerste…
Lid sinds
3 jaar 1 maandRol
Prima verhaal. Het eerste gedeelte vind ik érg leuk. Bij het woord 'virus' verdwijnt de glimlach van mijn gezicht, maar dat ligt niet aan jou. Er gebeurt weinig, maar je beschrijft het mooi. Eigenlijk wil ik voorlopig gewoon liever niets meer over dit onderwerp horen of lezen. Het feit dat Camus' De pest het laatst wel tot mijn nachtkastje, maar niet tot in mijn bed heeft weten te schoppen wijt ik aan dezelfde verzadiging. Heb ik iets gemist? Want dan probeer ik het over een paar jaar misschien toch nog eens.