Lid sinds

3 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

#380 Rijm en sneeuw

Weer keert de bloesem aan de perenbomen.
De laatste sneeuw smelt in de lentezon.
Het Leven heeft gewonnen van de Dood.

Oef, af! Een zucht van verlichting ontvlood de lippen van de dichter. De laatste verzen van zijn sonnettenkrans stonden op papier; een lierdicht op de lente. Met een lap veegde hij zijn kroontjespen schoon en hij sloot de inktpot die op de kolenkachel stond om te voorkomen dat de inhoud bevriezen zou. Want het mocht dan lente zijn in zijn gezangen, daarbuiten zwaaide de winter meedogenloos de scepter. Op zijn zolderkamer hoorde hij deze dagen als geen ander de slagen van hagel op de dakpannen, het huilen van de wind in de schoorsteen en het kraken van het ijs in de dakgoot.
Hij rilde. Uit kieren en spleten bonden koude luchtstromen de strijd aan met de hete adem van de haard. Zij wonnen steeds meer terrein, want de dienaar van de muzen had zich de tijd niet gegund het gietijzeren monster bij te voeren, dus tijdens het schrijven moest hij zijn verkleumde vingers vaak even bij de kaars houden om zijn schrijfgerei weer ter hand te kunnen nemen.
In de verte hoorde hij een kerkklok slaan. Drie uur. Hij had veel te lang doorgewerkt. Hoogste tijd om nog wat kolen op het haast ter ziele vuur te gooien en zijn sponde op te zoeken.
Maar nu nog niet.
Hij dook diep weg in zijn kamerjas en sloot zijn ogen.

Een enorme klap deed hem opveren. Een stormwind had het raam in de dakkapel opengerukt en drong onuitgenodigd zijn kamer binnen. Sonnetten en sneeuwvlokken dwarrelden door de ruimte. Hij haastte zich de blaadjes bijeen te garen.
Net zo plotseling als hij verschenen was, verdween de wind, een pak sneeuw op de vloer bij het raam achterlatend. De kaars was gedoofd en het enige wat de kamer behoedde voor volslagen duisternis, was het maanlicht dat door het venster naar binnen viel.
De doodse stilte die na het vertrek van de storm was ingezet, werd verbroken door een zacht knerpend geluid. Haren rezen de dichter te berge toen hij de bron hiervan ontdekte: in de sneeuw verschenen voetsporen, alsof een onzichtbare geest door het raam was geklommen en op hem afstapte.
“Wie is daar? Maak uzelf kenbaar!” schreeuwde hij met overslaande stem, maar meteen vroeg hij zich af of hij het wel wilde weten.
Zijn verdoken bezoeker gaf echter gehoor aan zijn wens.
De contouren van de nachtelijke indringer tekenden zich af in de lucht. Beetje bij beetje werd een gedaante van een jonge vrouw zichtbaar. Haar ranke lichaam was doorschijnend als glas. IJsharen omlijstten haar fijne gelaat, dat enkel ontsierd werd door de ijzige blik die zij de dichter toewierp. Kleding droeg ze niet, maar haar met rijm getooide lichaam weerkaatste het maanlicht zo fel, dat haar naaktheid voor zijn ogen verborgen bleef.
Hij huiverde.
“Liereman, liereman, waarom kwel je mij met je gezangen?”
Haar stem was even kil als haar blik.
Sneeuwvlokken zwermden om haar heen als bijen om hun korf.
“Wat heeft mijn zuster dat ik niet heb?”
De dichter zweeg. Wat bedoelde ze?
“Waarom wijd je verzen aan het zingen van de vogels in mei, en geen aan het dansen van de sneeuwvlokken in december? Waarom bezing je de bloesem aan de bomen, maar zwijg je over de kristallijne bloemen op de vensterruiten? Waarom bejubel je de kabbelende beek, maar nimmer de bevroren sloten?”
Hoe woester zij sprak, hoe woester de sneeuwvlokken bewogen en hoe talrijker zij werden.
De doodsbange dichter voelde de noodzaak zich te verdedigen. “Lente is poëzie. Winter is proza.”
Naaldijs schoot van de vloer omhoog tot vlak aan zijn voeten. Het was alsof een kat een hoge rug opzette.
“De lente brengt geuren en kleuren”, vervolgde hij. “Bloemen bloeien in alle mogelijke tinten. De lente lavendelt, jasmijnt en kamperfoeliet. De winter is grijs en grauw. IJs en sneeuw geuren niet, en al zouden ze dat wel doen, de helft van de tijd ruik je niets, omdat je verkouden bent.”
“Luister, jij liereman van likmevessie!”
Ze bewoog zo heftig, dat er een sneeuwstorm ontstond. Aan de balken groeiden ijspegels als vlijmscherpe tanden en hagelstenen daalden op de dichter neer.
“Schoonheid zit in eenvoud. Zie mijn maagdelijk witte sneeuwlandschappen, het spiegelende ijs op de wateren en de ruige rijp aan de bomen, blinkend in het morgenlicht. Ik ben duizendmaal mooier dan die opgedirkte, overgeparfumeerde tuttebel van een zus van mij.”
De dichter, die besefte dat hij met klompen het ijs had betreden, zat bibberend ineengedoken op de grond. Hij ademde steeds gejaagder en zijn hart ging als een bezetene tekeer.
“Het spijt mij,” klappertandde hij, “het spijt mij ontzettend; het is nooit mijn bedoeling geweest om mensen … om … om wie dan ook te kwetsen. Als ik u beledigd heb, dan vraag ik u om vergiffenis.”
Het gezicht van de furie ontdooide. De storm ging liggen. Ze nam zijn hevig trillende hoofd tussen haar handen en kuste zijn blauwe lippen.
Het was of er een enorme rust op hem neerdaalde. Zijn hart bedaarde, zijn ademhaling vertraagde, het beven stopte en hij voelde geen kou meer. Hij zag nu in dat ook dit seizoen een bekoring had, hij omhelsde de winter en liet deze toe in zijn hart.

De hospita begreep het niet. Het betreden van de zolder was of zij met Willem Barentsz de wateren rond Nova Zembla binnenvoer. Wat bezielde de dichter? Waarom stond het raam wagenwijd open? Waarom was de kachel uit?
Het inmiddels gesloten vensterraam weerspiegelde de twee mannen die met beroepsmatige eerbied het ijskoude lichaam in de kist legden en de handen van de dichter vouwden op zijn borst.
Snel sloot ze de gordijnen.
Met een schepje kolen, een tondel en velletjes papier van het bureau maakte ze de kachel weer aan, en voor even verdreven de lofzangen op de lente de winterse kou uit de kamer.

 

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi Musonius, wat een prachtig geschreven verhaal. Met ingehouden adem en bewondering gelezen. 

Op zijn zolderkamer hoorde hij als geen ander de slagen van hagel op de dakpannen, het huilen van de wind in de schoorsteen, en het kraken van het ijs in de dakgoot. --> de komma voor "en" hoort er niet. Het is een opsomming: de slagen, het huilen en het kraken.

 

Lid sinds

7 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Musonius, jij hebt de tijd genomen om jouw bijdrage in te sturen, maar wat een resultaat! Dit is literatuur van de bovenste plank en de aangewende woorden zijn voorwaar een 'treasure of words'.
In deze zin: 'Hoogste tijd om nog wat kolen op het haast ter ziele vuur te gooien en daarna de sponde op te zoeken.' mis ik na 'ter ziele' het woord 'gegane'.
Waarom wijdt je verzen --->wijd je 

Lid sinds

3 jaar 10 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Musonius, heerlijk! De hele barokkast opengetrokken en alle opgeslagen alliteraties, archaismen, beeldspraken, binnenrijmen, charivarismen en wat al niet netjes in een verhaal uitgestald. Temidden van al die beeldende beschrijvingen vallen de enkele concrete constateringen een beetje uit de toon. "De contouren van de nachtelijke indringer tekenden zich af in de lucht"  en "Bij deze woorden ontdooide de furie een beetje" voelen voor mij een tikje uitleggerig aan. Je schrijft een beeldverhaal in woorden, op deze twee zinnetjes na. Die ademen voor mij iets teveel de atmosfeer van je epiloog, waarin je de beelden terugzet in de dagelijkse werkelijkheid. Ik denk dat het de zinsbouw is waardoor deze twee zinnetjes mij een beetje uit de stroom van van je verhaal trokken, maar ik sta daar misschien alleen in.

Een ongerijmdheidje is voor mij de hagel die op het ene moment het dak ranselt terwijl even later een sneeuwjacht de kamer vult. Is een beetje een weerkundige contradictie. Misschien een iets andere, meer plausibele meteorologica om de omstandigheden te schetsen? Rijm als synoniem voor rijp lag mij ver in het achterhoofd. Een prachtige vondst. 

Genoten van dit verhaal. Alleen gestruikeld over een teetje te veel in "wijdt jij. En zou "Rijm en ijs" ook kunnen? Ben je meteen al binnen met een binnenrijm.

Lid sinds

7 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoe tof kan het zijn dat je merkt dat drie collega's haast op hetzelfde tijdstip je tekst lezen en becommentariëren en dat op een maandagmorgen!

Lid sinds

2 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Haha, Musonius, je bezorgt heel wat mensen gelijktijdig een fijne leeservaring! Ik genoot ook van je verhaal op deze maandagochtend. Het begin is rustig, maar dan barst je verhaal los zoals de storm. 

Ik vind het een heerlijk verhaal!

 

Lid sinds

7 jaar 6 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Ha Musonius, 

Zowel dit verhaal als de analyse van Bobcom zijn heerlijk om de week mee  te beginnen, daags voor de opdracht, waar ik dezer weken geen tijd voor heb. Dickens in vestzakmaat en een paar prachtige wendingen.

Lid sinds

11 jaar 6 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
  • Pluslid

Ja, een grootse ode aan de winter en het dichterschap in al zijn clichés en dat in ronkende bewoordingen. Goed gedaan. Graag en met bewondering gelezen.

Lid sinds

4 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Helemaal geweldig! Alle clichees over de Romantische dichter met groots effect ingezet en dan ook nog een paar verwijzingen naar zowel Schubert als Hans Christiaan Andersen (of lees ik er nu te veel in?).

Lid sinds

6 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

 

Wat een fijn verhaal Musonius, prachtig geschreven. Mooie beelden en zinnen, en achter mijn laptop voel ik de kille adem van de winter, in het witte licht van de maan. Heerlijk. ‘Kleding droeg ze niet, maar haar met rijm getooide lichaam weerkaatste het maanlicht zo fel, dat haar naaktheid voor zijn ogen verborgen bleef.’ Een van de vele mooie beelden die je ons dit overdadige verhaal toont. De manier waarop de hospita na zijn overlijden het vuur aan maakt, met die papiertjes op tafel. Arme dichter. En fijne details. Dit verhaal is nu al een klassieker!

Kijk nog eens goed naar overbodige woorden, bijvoorbeeld hier: ‘Want het mocht dan wel lente zijn in zijn gezangen, daarbuiten zwaaide de winter nog altijd meedogenloos de scepter.’ De woorden ‘wel’ en ‘nog altijd’ zijn niet nodig. Ik denk dat je tekst dan nog sterker wordt.

 

Lid sinds

3 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Musonius, ik heb genoten van je prachtige verhaal! Wat een mooi, wat ouderwets, deftig taalgebruik. Wat ook een mooie, nieuwe woorden: de lente lavendelt, jasmijnt en kamperfoeliet. Ook heel mooi dat het begin van je verhaal aan het eind terugkomt. 

Lid sinds

3 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Hartelijk dank allemaal voor jullie op- en aanmerkingen en loftuitingen. Aan de hand hiervan heb ik de tekst hier en daar aangepast. De wijzigingen zijn zo klein, dat het geen tweede versie mag heten.

Fief,
Bij opsommingen die haast op volzinnen lijken, plaats ik graag een komma ter verduidelijking, maar hier was dat inderdaad niet echt nodig.

Gi,
Ja, dit verhaal kostte mij heel wat meer tijd dan het vorige. Onder meer door speurwerk. Zo heb ik mij verdiept in ijs-vormen, de stadia van onderkoeling, het aanmaken van een kolenkachel, Nova Zembla en vele andere zaken die het verhaal niet haalden. En natuurlijk het zoeken naar woorden.
'Ter ziele' mag ook zonder 'gegaan'.

Bobcom,
Dank voor je uitgebreide beschouwing, ik stel dit zeer op prijs.
De ontdooi-zin heb ik een beetje aangepast. De contouren-zin heb ik (nog) laten staan. Geen puf meer.
Wat de weerkundige contradictie betreft: met wat de dichter hoorde, bedoelde ik in het algemeen en niet op die nacht zelf. Ter verduidelijking heb ik er 'deze dagen' tussen gezet. Beter? Het levert meteen nog een binnenrijm op.
'Rijm en ijs' heb ik wel overwogen, maar ik vond dat te veel van het goede. De oorspronkelijke titel was overigens 'Wintermare', vanwege de dubbele betekenis van 'mare' (sprook en spook), maar er waren al zoveel verhalen met 'winter' in de titel.

Kruidnagel,
Ik ben dol op A Christmas Carol, die beginzin, daar kan niemand aan tippen (Behalve Nescio wellicht).

Aurora,
Niet bewust. Natuurlijk moest ik bij wintervertellingen erg aan Andersen denken. Ik had wel Schuberts Winterreise in mijn hoofd, maar Goethes Erlkönig schoot mij pas te binnen toen ik over je opmerking nadacht. Die muziek past overigens voortreffelijk bij mijn verhaal.

Lizette,
Wat leuk, dit is de eerste keer dat ik feedback van je krijg. Ik heb je advies ter harte genomen en wat overbodige woorden geschrapt.

Annabe, Hadeke & Maria,
Dank voor het compliment.