Lid sinds

3 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

#378 Trap na

 

"Pssst, lomperik!" siste ik. Als ik nog langer mijn mond had gehouden, dan was ik van woede uit mijn groene stekeljas geknald.
                “Waah!” gilde ze. Kort en hoog. Tevreden keek ik tussen de kleine spleet door naar haar ogen. Verwilderd schoten die van links naar rechts over de grond. Tussen de bomen door, en ook een paar keer achterom. Haar schouders had ze opgetrokken, haar handen voor zich uit gestoken alsof ze iets heel groots en gevaarlijks moest afweren.
                Ik zette mijn stekels zo wijd mogelijk uit en stak mijn steel nog wat rechter omhoog. “Pssst, pssst, jij daar,” trok ik opnieuw haar aandacht.

                Met minuscule stapjes schuifelde ze achteruit. Die rotvoeten die me hadden geschopt, keer op keer, zag ik heel langzaam bij me weg bewegen. Het pad was hier smal. De bomen staken hoog boven ons uit, en op de grond was het drassig. Zo laat op de middag begon het al wat donker te worden. Ze moest af en toe omkijken om niet te struikelen over een tak of boomwortel.
                “Denk je nu echt dat je zo makkelijk weg komt?” beet ik haar toe. Mijn steeltje trilde. Het stukje blote, donkere huid voelde warm en pijnlijk aan. Minutenlang had ze me getreiterd. Bewust. Trappend, dan weer de ene kant op, dan weer de andere kant. Met de harde punt van haar bergschoen scheurde ze mijn jas. En ze bezeerde mijn glimmende vel. Die prachtige, gladde huid waar ik zo trots op was.
                 “Wie is dat? Wat is dat?” stamelde ze. Ze stond stil. Mooi.
                 “Heb je enig idee tegen wie je net zo gruwelijk naar aantrapte? Trut!” riep ik. “Zou je niet op z’n minst je excuses aanbieden? En me terugleggen tussen mijn vrienden?”
                 Een moment deed ze niets. Helemaal niets. Ineens besefte ik hoe nietig ik was, en hoe ze boven me uit torende. Toen bracht ze haar handen naar haar gezicht, de opeengeklemde vuisten naar haar mond. Traag, tergend langzaam, draaide ze zich om. Keek nog eenmaal naar mij. En zette het op een lopen. Nooit eerder zag ik iemand zo hard wegrennen.
                 “Ik was nog niet klaar met je!” gilde ik haar na, in blinde razernij op en neer springend en stuiterend. “Nog lang niet klaar!” En toen wist ik het: “Willem, Marnix, Anne, Filip! Help! Pak haar terug!”
                 “Kom hier nooit meer terug, rotmens!” Marnix schreeuwde al zijn frustratie eruit. “Hoe durf je ons zo te mishandelen,” riep Anne van een boom verder. “Hey, meisje, we achtervolgen je tot aan je huis,” fluisterde Filip boosaardig. Hij had nog een trauma van die keer dat zo’n ander mormel hem vele bomen verder getrapt had.
               
Kastanjes hebben goede oren. Ik hoorde haar rennen. Haar stappen onregelmatig op de aarde. Haar ademhaling steeds paniekeriger. Angstgeluidjes ontsnapten uit haar mond. En achter haar aan het geschreeuw, gescandeer, gesis, gefluit, gegil en geroep van een heel park vol kastanjes. Die niet meer met zich lieten sollen.

 

Lid sinds

3 jaar 2 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Ha Marianne, wat een mooi verhaal! Met plezier gelezen. Ik vind het knap dat je zowel de gevoelens van de kastanje(s) als die van het meisje kon schetsen. Doordat de vertellende kastanje ook goed beschreef wat de reactie van het meisje was, telkens wanneer ze een stem hoorde. Ik vind het verhaal daardoor helemaal top.

Lid sinds

10 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoy Maria,

Heel mooi verhaal. Knap geschreven. Je blijft in de kastanje zitten en gebruikt alle mogelijkheden van zijn anatomie om menselijke reacties en gevoelens te beschrijven. Geweldig. Ik heb genoten van je story.