#343 Beast in a bottle (vervolg)
Het was een eitje geweest om het mysterieuze karafje open te maken. Ik had al ontdekt dat je niet te dicht bij de inhoud moest komen, op straffe van een pijnscheut. Er was een beetje fijn zand uitgekomen, dat nu op een vel papier op mijn tafel lag, net als de stop. De rest bleef verborgen achter de parelmoeren schijn van het donkere glas. Met veel moeite had ik een minuscuul wezentje op de bodem ontwaard, maar voorzichtig kloppen op de bodem van het omgekeerde karafje had onverwachte gevolgen.
Toen ik de stem achter mij hoorde, die zei: “okee, jij je zin. Ik kom er wel uit” verstijfde ik. Ik draaide mij om en dezelfde pijnscheuten die eerst mijn oren, neus en ogen hadden geteisterd schoten nu door mijn hele lichaam. Langzaam ebden de scheuten weg. Ik plofte op de bank in mijn studio – flesje nog in de hand, misselijk gevoel in mijn maag, volkomen van slag bij het zien van de minitornado die ineens in mijn kamer was verschenen: een meter of twee glinsterend en fonkelend zand.
“Wie ben je”, kon ik uiteindelijk uitbrengen, “of liever, wat?” “Zat je daarom mijn karaf zo te pesten?” kwam de stem uit de stofwolk. Een gewone stem: geen galm, geen accent, bijna alsof ik mezelf hoorde praten. “Alleen om te weten wie ik ben?”
“Zat jij dan in dat flesje?” vroeg ik. De wolk zuchtte. “Niet te geloven” zei hij. “Ze hebben het over parallelle universa en zwarte gaten, zeggen constant dat het heelal oneindig groot is en dan denken ze dat ik uit een fles kom. Wat oneindig groot is, is jullie stompzinnigheid. Je snapt er ook helemaal niets van, hè?”
Dat kon ik alleen maar beamen. “Goed”, zei de wolk. “dan zal ik het je uileggen. Je weet wie er in je huis wonen, niet waar?” Ik knikte. “Zeker weten?” vroeg de wolk. “Nou,” aarzelde ik. “Precies”, kwam het. “De mieren in de kieren, de kakkerlakken in de kruipruimte, al die beestjes tellen jullie niet mee. Je weet dat ze er zijn, maar ze maken geen deel uit van je wereld. Ze veroorzaken hoogstens jeuk en ergernis.” Ik dacht even na, vroeg toen: “Maar die insecten en zo zien we, en jullie zien we nooit. Hoe komt dat dan?”
“Ja, hoor,” zei de wolk. “Nog slim willen zijn ook. Jullie wereld – wat jullie je drie of vier dimensies noemen – is de kruipruimte van de onze. We komen er niet graag. Maar we hebben er ons netwerk liggen.”
“Netwerk?” vroeg ik. “Ja,” was het antwoord. “Net als jullie bekabeling. Noem het maar internet. We zetten er berichten neer, sturen elkaar boodschappen, gebruiken het voor alles – nou ja, net als jullie met dat internet van jullie doen.”
“Maar...”begon ik, maar de wolk kapte me af. “Hou maar op” zei hij. “Wat jullie “werkelijkheid” noemen is gewoon ons communicatienetwerk. Jullie oorlogen zijn scheldpartijtjes op ons internet, een tsunami is een mailtje aan de loodgieter en Facebook is niks anders is dan een pulpblaadje voor onze sukkels”
“Of jullie ons nu paradimensionale intelligenties of geesten noemen, maakt niet uit. Wij mogen jullie net zomin als jullie je kakkerlakken en mieren. Maar we hoeven jullie niet uit te roeien. Dat doe je zelf wel. “
Ik bleef even stil. “Maar die fles dan?” “Noem het een soort avatar” zei de wolk. “Een internetrepresentatie. Alleen zat je er zo mee te knoeien dat ik moest ingrijpen”. Ik slikte. “En de wensen?” vroeg ik tenslotte. “Wat mij betreft” zei de wolk onverschillig. “Je lijkt me stom genoeg om ze te willen.”
En nu zit ik op de bodem van een flesje en ik weet niet hoe ik eruit kom. Dat heb je ervan als je wenst iemand anders te zijn en niet weet hoe je diens vermogens gebruiken moet.
Ooh! En hierop past nog een…
Lid sinds
3 jaar 10 maandenRol
Ooh! En hierop past nog een vervolg. Zo blijven we bezig natuurlijk. Goed geschreven wederom! Spannend en vermakend!
Zeurtjes: Dat die "Oh, God" zegt vond ik wat jammer. en "Ik plofte ik op de bank in mijn studio" = een ik-je teveel.
@Tony Er zijn grenzen - ik…
Lid sinds
4 jaar 5 maandenRol
@Tony Er zijn grenzen - ik schrijf verhaaltjes omdat ik te lui ben om een boek te schrijven, maar hier zit er natuurlijk best een in - het begin is er al, zijlijnen te over te bedenken (flesje gekraakt door wezen uit de kruipruimte, stofwolk genoopt in de kruipruimte te blijven, avonturen van mij in de fles en van de stofwolk in de kruipruimte van zijn wereld, noem maar op), maar het lijkt me teveel op werken. Je zeurtjes verwerkt, dank voor je reactie.