Lid sinds

8 jaar 11 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

#320 Onder bewust zijn (versie 2)

 

Het pad was donker. De bomen aan weerskanten van het pad groeiden zo hoog dat de kruinen verdwenen in de zwarte lucht. Voor mij uit zwom een vis, zwevend door de lucht alsof hij zwom door water. Nieuwgierig volgde ik zijn kalme bewegingen. Midden op het pad verscheen een oude man, een Indiaan. Diepe groeven verdeelden zijn gezicht in honderden stukjes, maar zijn lichtblauwe ogen keken me helder aan terwijl hij wees naar het westen.
Ik keek naar links en zag de zee, mijn geliefde zee, rustig als op een mooie zomerdag. Blij liep ik op haar af, maar ik leek haar niet te kunnen naderen. Hoe lang ik ook liep in haar richting, zij bevond zich steeds even ver weg. Ik versnelde mijn pas maar het mocht niets baten, de zee bleef onbereikbaar voor me.
Een ooievaar vloog in mijn richting terwijl de horizon rood kleurde. Ik volgde het beest met mijn ogen en toen ik me omdraaide zag ik een vrouw me wenken. Ik kon haar gezicht niet zien maar ze had lang, rood krullend haar en was gekleed in een zwart gewaad. Dichter bij haar gekomen zag ik dat ze snel verouderde, haar haren werden grijs maar de krullen bleven. Haar ogen leken op die van de indiaan, lichtblauw en helder. Ze sprak met fluisterende stem: 'Alles is één. Probeer geen dingen te bereiken. Je bent het al. Je bent alles en alles is jou. Alles is één.'

Achter me hoorde ik de roep van de ooievaar. Toen ik me omdraaide zag ik twee zwarte zwanen die in mijn richting zwommen, dreigend kwamen ze op me af. Ik probeerde te vluchten, terug naar het zwarte pad waar de zwevende vis op me wachtte.
Ik had het gevoel dat ik ergens moest zijn en dat ik laat was dus ik probeerde sneller te lopen. Twee hardloopsters renden me tegemoet. Terwijl ze me passeerden keek een van de vrouwen me aan met donkere ogen. Snel liep ik door, ik moest door! Ik liep langs een brede sloot waarin zeven kommavormige eendjes zwommen die, zodra ze me zagen, me luid snaterend begonnen te volgen.
Daar stond de Indiaan weer. Nu keek hij naar het oosten en wees naar de dageraad die daar rood kleurde. Achter me hoorde ik de stem van de roodharige vrouw: 'Het begin is het einde en het einde is weer het begin. De tijd is een illusie. Alles is al en altijd al geweest. Alles is één.'

Ik draaide me om en keek in de holle zwarte ogen van een grijnzende schedel.

Verschrikt zat ik rechtop in bed. De zon scheen door het raam. Het was ochtend.

 

 

Oude versie

Het pad was donker. De bomen aan weerskanten van het pad groeiden zo hoog als ik kon zien. De lucht was zwart. Voor mij uit zwom een vis. Hij zweefde door de lucht alsof hij zwom door water. Nieuwsgierig volgde ik zijn kalme bewegingen. Midden op het pad stond een oude man, een Indiaan. Diepe groeven deelden zijn gezicht in honderden stukjes. Zijn ogen waren lichtblauw en helder. Hij keek me aan, keek toen naar het westen en wees.

Ik keek, zijn blik volgend, naar links en zag de zee. Mijn geliefde zee. Zij was rustig als op een mooie zomerdag. Blij liep ik op haar af. Maar ik leek haar niet te kunnen naderen. Hoe lang ik ook liep in haar richting zij bevond zich steeds even ver weg. Ik versnelde mijn pas maar het mocht niet baten. De zee bleef onbereikbaar voor me.

Een ooievaar vloog in mijn richting en de horizon kleurde rood.  De ooievaar vloog over me heen en toen ik me omdraaide zag ik een vrouw. Ze wenkte me. Ik kon haar gezicht niet zien maar ze had lang rood krullend haar en was gekleed in een zwart gewaad. Dichterbij gekomen zag ik dat ze snel verouderde. Haar haren werden grijs maar de krullen bleven. Haar ogen leken op die van de indaan, lichtblauw en helder. Ze sprak met fluisterende stem: 'Alles is één. Probeer geen dingen te bereiken. Je bent het al. Jij bent alles en alles is jou. Alles is één.'

Achter me hoorde ik de roep van de ooievaar. Twee zwarte zwanen zwommen in mijn richting.  Dreigend kwamen ze op me af. Ik probeerde te vluchten. Terug naar het zwarte pad. Daar was de vis nog.  Ik had het gevoel dat ik ergens moest zijn. En ik was laat! Ik probeerde sneller te lopen. Twee hardloopsters renden me tegemoet. Terwijl ze me passeerden keek een van de vrouwen me aan met donkere ogen.

Ik liep snel door. Ik moest door!  Achter de vis aan. Langs een brede sloot liep ik. In die sloot zwommen zeven komma-vormige eendjes. Toen ze me zagen begonnen ze me te volgen. Ze snaterden luid.

Daar stond de Indiaan weer. Nu keek hij naar het oosten en wees naar de dageraad die daar rood kleurde. Achter me hoorde ik de stem van de roodharige vrouw: 'Het begin is het einde en het einde is weer het begin. De tijd is een illusie. Alles is al en altijd al geweest. Alles is één.'

Ik draaide me om en keek in de holle zwarte ogen van een grijnzende schedel.

 

Verschrikt zat ik rechtop in bed. De zon scheen door het raam. Het was ochtend.

 

Lid sinds

4 jaar 11 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi Leen,  ik sluit me aan bij Katja als het om het mystieke gaat. In een droom kan alles.
Persoonlijk vind ik de tekst zelf niet lekker lezen. Je gebruikt veel korte zinnen die me uit de leesflow halen. Misschien kun je proberen ze vloeiender te schrijven.

De bomen aan weerskanten van het pad groeiden zo hoog als ik kon zien. --- dit leest een beetje vreemd. Ik zou eerder zeggen: Langs het pad stonden enorm hoge bomen.

Voor mij uit zwom een vis. Hij zweefde door de lucht alsof hij zwom door water.  ---- zwom de vis nu of zweefde hij? De vis komt verderop nog twee keer terug, maar ik kan niet ontdekken wat hij in het verhaal voor functie heeft.

Diepe groeven deelden zijn gezicht in honderden stukjes.  ---- verdeelden denk ik.

Zijn ogen waren lichtblauw en helder. Hij keek me aan, keek toen naar het westen en wees.  --- Met zijn heldere, lichtblauwe ogen keek hij eerst naar mij en wees vervolgens naar het westen.

Ik keek, zijn blik volgend, naar links en zag de zee. Mijn geliefde zee. ----  Ik volgde zijn blik naar links en zag de zee, mijn geliefde zee.

Blij liep ik op haar af. Maar ik leek haar niet te kunnen naderen. ---- Blij liep ik op haar af, maar ik leek haar niet te kunnen naderen.

In die sloot zwommen zeven komma-vormige eendjes. Toen ze me zagen begonnen ze me te volgen. Ze snaterden luid.  --- Zeven kommavormige eendjes begonnen me luid snaterend te volgen. (kommavormig moet aaneengeschreven worden)

De titel: heb je dat bewust zo geschreven? Onder bewust zijn betekent iets anders dan onderbewustzijn. 

Lid sinds

8 jaar 11 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi Fief, dankjewel voor het lezen en de tips voor verbeteringen. Dat ik zulke korte hortende zinnen heb gebruikt  had een functie. Ik wilde het stuk een stroboscopisch effect geven. De hoogte van de bomen was niet te zien, de bovenkanten waren verdwenen, zo hoog waren ze. Dat probeerde ik te zeggen. Dat is denk iets anders dan enorm hoge bomen. Maar ik ga het zeker proberen anders te formuleren.
De vis zag ik voor me zwemmend. Alsof ikzelf onder water was. Zo zag het er uit. Dus hij zweefde niet, want dat ziet er anders uit. Ik voelde de vis als een soort gids...
Delen of verdelen, ik vind zelf delen mooier klinken maar ik weet niet of het goed is. Vlakverdeling of vlak indeling? Ik vind verdelen meer op de buit verdelen toespelen. Wellicht is er iemand anders op dit forum die daar iets over kan zeggen?
De punten en komma’s, ik blijf het lastig vinden. Wat is regel en wat is voorkeur? Lastig. Vandaar dat ik waarschijnlijk over kommavormige (ga ik aanpassen, dank) eendjes droomde.
Begonnen me te volgen, vind ik niet mooi klinken. Maar ik ga proberen het anders te formuleren.
Nogmaals bedankt Fief, ik ben druk aan het herschrijven...
(De titel is bewust zo geschreven.)

Lid sinds

6 jaar 2 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Ik sluit me aan bij Fief. Ik snap dat korte zinnen een bepaald effect teweeg kunnen brengen, maar toch las het hier niet echt lekker. Ik denk dat dat komt doordat het de hele tekst door is. Als je af en toe ook nog afwisselt met langere zinnen en een mooi ritme, steekt het stroboscopische heer extra van af en komt het meer tot zijn recht.

Volgens mij is 'delen' in deze context niet correct, geloof ik, maar misschien heb ik het mis. Wel verdelen op opdelen. 

De punten en komma’s, ik blijf het lastig vinden. Wat is regel en wat is voorkeur? Lastig.

Ik zou zeggen dat 25% voorkeur is en 75% (gevoels)regels. Voor de woorden 'maar' en 'en' komen nooit een komma, met enkele uitzonderingen. Misschien dat deze site helpt. 

Graag gelezen!

Lid sinds

4 jaar 11 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

@schrijfcoach Mike, volgens de site (zie link) komt er vóór maar wel een komma als "maar" als voegwoord wordt gebruikt. In de zin die ik aanhaalde, begint de zin met "Maar" en het is mooier om een zin niet te laten beginnen met Maar.