#303 De andere wereld
Het is vroeg in de ochtend.
Een waterig zonnetje verlicht het statige woud. Mistige stralen zoeken zich een weg door het bladerdak, en slierten nevel slalommen sierlijk langs de strenge stammen.
Twee eekhoorntjes spelen zich een weg naar boven. Ze lijken zich niet te storen aan het vliegbord een eindje verderop.
Robin strekt zich uit van zijn vingertoppen tot zijn tenen, zijn rug helemaal hol, net zoals hij zijn poes soms ziet doen, en geniet van de zon op zijn snoet.
Hij is in opperbeste humeur. De vakantie is net begonnen dus hij hoeft nergens heen.
Alleen, in het woud, dromend op zijn vliegbord op vijf meter hoog, luistert hij met gesloten ogen naar de fluisterende kruinen. Zijn favoriete tijdverdrijf. t
Hij draait zijn hoofd opzij en glimlacht als hij nog net twee spelende eekhoorntjes tussen de bomen verdwijnen.
Plots spitst Robin zijn Robin zijn oren. Hij kan het geluid maar moeilijk onderscheiden maar het lijkt op een paar sterke vleugels die zijn kant opkomen. Hij zit nog maar net rechtop als een uil op het puntje van zijn vliegbord neerstrijkt.
Niet weer, foetert Robin, niet weer zo'n ettertje met een retro-Harry Potter-steel. Dat is zo 2049! Het rijkeluis-speeltje kost niet alleen handenvol geld, het is bovendien gemotoriseerd en het ratelende geluiden jaagt alle dieren weg. En zo'n bezemsteel pimpen ze natuurlijk met net echte uiltjes of ze pronken met spuuglelijke capes met de vreemdste kleur-effecten.
Maar het irritante geluid bleef uit.
Robin knipperde even met zijn ogen, keek rond zich en dan weer naar het uil. Deze leek helemaal niet op de uiltjes die ze verkochten, dit was een echte, en bovendien een mooi en pienter exemplaar.
De uil spreidt zijn vleugels, fladdert even boven Robin, knipoogt, alsof hij hem wenkte en vliegt dan met een sierlijke bocht in noordelijke richting.
Robin aarzelt geen moment, klampt zich goed vast en zet de achtervolging in.
Na een halfuur houden ze halt in een donker stuk van het woud. Robin kijkt niet-begrijpend om zich heen. Hij legt zijn vliegbord neer, staat op en schuift de twijgen van een grote treurwilg opzij. Op de takken zitten wel twintig uilen. Hij kijkt opzij naar zijn reisgezel. Die knippert met zijn ogen, alsof hij wil zeggen, "Het is ok, ga maar". Voorzichtig loopt Robin naar de midden.
De stam is voor een deel hol, binnenin brandt een kleine fakkel, Robin tuurt rond en ontdekt dat in de binnenwand allerlei code zijn gegrift. Hoewel hij zeker is ze nog nooit eerder te hebben gezien, begint hij moeiteloos met ontcijferen. "Het woud is in gevaar, jij kan ons helpen, maak je klaar, de volgende stap is twee dagreizen ver".
Achter hem staat de uil in de opening, ze houdt haar hoofdje scheef "Kom Robin, we hebben weinig tijd. Niet schrikken, je kan onze taal begrijpen, je bent bijzonder jongen".
Robin stapt de boom uit, het daglicht in, pakt zijn bord en gaat samen met de uil op weg.. (wordt vervolgd)