#295 Koningsdag / Romy Zimmermann
Beste Koning,
Met grote spijt moet ik u wat bekennen. Het was toen nog Koninginnedag en ik liep zoals gewoonlijk met mijn familie en nog talloze andere mensen door Amsterdam. Dit was het eerste jaar dat ik niet opkeek tegen het uren lang slenteren op een langzaam tempo door de menigte. Ik had een missie zoveel mogelijk spullen voor zo weinig mogelijk te verzamelen. Ik zeg expres: 'voor weinig', want het was echt mijn bedoeling niet om hier: 'voor niks' van te maken. Toch was dit precies wat er gebeurde.
Ik wil geen vingers wijzen, maar mijn moeder speelde in mijn misdaad toch wel een erg grote rol. Verder neem ik de volledige verantwoordelijkheid voor de situatie die zich voordeed. Het was in tegenstelling tot de rest van de straat, totaal niet druk bij de kraam waar wij stonden. Nog steeds probeer ik geen excuses te maken. Ik had de schoenen in kwestie gepast en niet alleen de maat maar ook de stijl van de schoenen zaten me als gegoten.
U moet weten dat mijn moeder meerdere malen vroeg om aandacht van de verkoper. Zelfs nadat ze hem aantikte bleef deze man doorbellen en ons geen blik waardig gunnen. Nog steeds probeer ik het niet goed te praten, maar dit zorgde er wel voor dat ik genoeg moed had om het volgende te doen. We liepen weg. Niet gewoon als een stel ondergewaardeerde klanten, maar op de vlucht. Ik had namelijk de nieuwe schoenen aan mijn voeten.
Deze ex-misdadiger staat tegenwoordig, een aantal jaar later, met een verbeterde houding voor de klas. Ik probeer de jeugd niet dezelfde fouten als ik te laten maken. Daarnaast heb ik trouwens ook andere schoenen, die ik wel heb betaald. Mijn missie om de Nederlandse jeugd wat bij te brengen is trouwens niet geheel overbodig. Ik wil deze spijtbetuiging namelijk eindigen met de ervaring die ik vorige week heb opgedaan.
Ik zal de situatie voor u schetsen. Het meest irritante kind zat tegenover mijn bureau. Er was een collega jarig en er werd langs alle klassen een enorm stuk taart gebracht voor de leerkrachten. Ik zag het meisje richting mij kijken, maar het was niet richting mij. Ik heb nog nooit iemand zo aandacht een stuk taart zien aankijken. Sterker nog, ik zou willen dat er ooit iemand zo naar mij keek als dit meisje naar dat stuk taart. Ik deed wat geen enkele Juf zou doen. Ik haalde een extra vork en bood haar, zonder dat een ander kind op of om keek, heel stil, een hapje aan. Zij zei het volgende op de meest pure fluisterstem die ik ooit hoorde: 'Nee danku, dat zou niet eerlijk zijn tegenover de andere kinderen'.
Deze onschuld en liefde voor de medemens geeft mij hoop voor de toekomst. Er komt een duidelijk betere generatie aan dan ik ooit zal worden. Ik had die hap genomen en om extra gevraagd, zonder een greintje twijfel.
Ik hoop dat u met deze gedachte een betere Koningsdag heeft en het misschien makkelijker los kan laten dat dit jaar de kinderen geen Koning op bezoek krijgen. Ik kan u met zekerheid stellen: ze zullen het begrijpen.
Met vriendelijke groeten en van harte
Romy Zimmermann