Opdracht #293-de lente
Liefste,
Je bent niet meer op deze aarde. Je as steeg tot hoog in de bomen. Ik keek je na, mijn ogen droog, mijn hart gevuld met tranen. Tijdens de gelukkige jaren die we samen mochten beleven, nam je me mee naar musea, naar de opera, naar de symfonieën van Beethoven, naar de parken en bossen. Maar bovenal naar de besneeuwde bergtoppen van Zwitserland. Je leerde me te kijken door jouw ogen. Op een mooie eerste lentedag plaatste je mij voor een standbeeld van een halfnaakte vrouw die zich in het zonlicht koesterde. Je was een sensuele man en dat verborg je niet. Ik heb ervan genoten ondanks mijn preutse, gereformeerde jeugd die mij had wijsgemaakt dat het liefdesspel alleen maar werd toegestaan wanneer er een kind verwekt zou kunnen worden. Hoe bizar. En hoe onvergeeflijk. Ik werd tijdens mijn kinderjaren onder een laken gewassen. Naar een kinderlijfje mocht zelfs niet gekeken worden. Ik bezag het stralende beeld en zei dat ik het mooi vond.
”Ga nu eens een stapje achteruit”, zei je, “en kijk dan nog eens.”
Gehoorzaam stapte ik een eindje achteruit. Ik bezag weer de stralende vrouw. Ik begreep niet wat hij van mij verwachtte. ”Ze is èrg mooi”, zei ik.
“Kijk nu eens naar het groen van de bomen achter haar en naar het blauw van de hemel boven haar. Kijk naar het totaal beeld.”
Verrast merkte ik op dat door deze toelichting het beeld beeldschoon werd. Vanaf dat moment keek ik anders naar de dingen, naar de natuur, naar de besneeuwde bergtoppen van Zwitserland.
Waarvoor nog steeds heel veel dank, mijn liefste.