Lid sinds

7 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Opdracht #285 - Ciara

16 februari 2020 - 17:38

DE ZWAAN

Het stormt, kracht 8, code geel. Voor alle zekerheid heeft Bas, de waard van herberg ‘De Zwaan’, de luiken gesloten. In de gelagkamer is duidelijk het piepen van het uithangbord, dat in de wind heen en weer beweegt, te horen. Het hangt er al vele jaren en de beeltenis en naam van de herberg ‘De Zwaan’ zijn bijna vervaagd. Af en toe giert de wind door de schoorsteen waardoor het vuur in de open haard oplaait, dan kleurt de gelagkamer rood, oranje. De 8 mannen die op hoge krukken aan de bar zitten, veren daardoor geschrokken op. Zij zijn stamgasten, die weer of geen weer, elke avond op hun barkruk te vinden zijn. Zij noemen zichzelf ‘De Aanklevers’, een verwijzing naar zwaan kleef aan. Bij iedere storm vragen ze aan Bas, de waard, of hij het verhaal, hoe de herberg aan de naam ‘De zwaan’ gekomen is, wil vertellen. Hij wil dat wel, tapt nog wat biertjes en staart in de verte en vertelt hoe vele generaties geleden, toen zijn over, over, over grootvader Bas de Bruin deze herberg begon, hij geen naam kon bedenken. Maar op een stormachtige avond waaide de deur van de herberg met een klap open en werd een zwaan naar binnen geblazen. De vogel bleef als dood op de vloer van de gelagkamer liggen. Toen stond hij op, was mens groot geworden en verkondigde met machtige stem: ‘Vanaf deze dag draagt deze herberg mijn naam.’ Hij spreidde nog een keer zijn meters wijde vleugels, waardoor alle tafels en stoelen omvielen en hij vloog weg. De waard eerst geschrokken, zag het toen als een teken van Sint Martinus, de patroonheilige van de bekeerde dronkaards, en noemde zijn herberg De Zwaan. 

‘Ja, mensen zo is het gegaan. Door de jaren zijn er dingen aan het verhaal toegevoegd en ook weggelaten. Maar zoals ik het vertel is het echt gegaan. En dat verhaal, dat de zwaan zijn snavel in een bierglas stak, het leeg dronk en dat toen zijn veren groen en geel en tenslotte goud kleurden. Onzin. En dat de vogel toen uit elkaar spatte en zijn veren door de hele gelagkamer zweefde en ieder die aangeraakt werd door zo’n veer heel veel geluk zou krijgen in zijn leven. Flauwekul natuurlijk.’ zei Bas en allen knikken instemmend 

De Aanklevers nemen nog een flinke slok van hun bier. Ze zijn het erover eens dat er wel meer is waar we geen weet van hebben. Het oudste lid, een kleine kale man van in de 80, gaat er eens goed voor zitten. Hij kent ook een verhaal dat je bijna niet geloven kan, en dat toch echt gebeurd is. Hij drinkt zijn glas leeg, haalt diep adem opent zijn mond.

Op dat moment vliegt de voordeur met een klap open. De wind giert en buldert door de ruimte, blaast alle kleedjes van de tafels, de kranten van de leestafel vliegen door de lucht. Iedereen kijkt geschrokken om. Op de drempel staat een tengere oude vrouw, in een lange, lichtgrijze, wollen mantel. Haar witte, zilverkleurige haren waaien wild om haar hoofd.  Ze loopt naar binnen en groet iedereen. Allen groeten haar hartelijk terug. 

‘Kom erbij Sjaan.’ roepen ze en schuiven een kruk bij. Zij is het enig vrouwelijke lid van de Aanklevers.

Carella van den Berg