De vlucht #285
Met pijn in mijn vleugels probeerde ik door de harde windstroom te vliegen.
Het was gisteren zo’n fijne dag geweest. Tuurlijk het was een beetje winderig, maar dat had me niet gedeerd en ik en mijn partner Han hadden het grootste gedeelte van de dag ontspannen op een meer rond gedobberd. Af en toe poetste ik mijn mooie witte veren of maakte ik een praatje met één van de andere zwanen die net als wij die dag op het meer waren neergestreken.
Ondanks dat het er erg gezellig was, gaf Han aan dat hij graag naar onze vaste waterplas terug wilde vliegen. Eerlijk gezegd had ik daar geen goed gevoel over, maar toch stemde ik ermee in om de volgende dag te vertrekken.
Vroeg in de ochtend gingen we op pad. Het was meteen duidelijk dat de wind sterker was als gisteren, maar we waren toch door gevlogen. Nu had ik daar spijt van. Beter waren we meteen terug naar het meer gevlogen, maar Han had perse doorgewild.
Weer beukte er een harde windvlaag tegen me aan, waardoor ik bijna tegen Han aan klapte. Die vloog snel een stukje hoger, waardoor hij me op het nippertje ontweek.
‘Voorzichtig, schat. Ik wil wel heel bij de plas aankomen,’ zei hij met een geamuseerde klank in zijn stem.
Heel aankomen? Op dit moment vroeg ik me af of we wel levend aan zouden komen.
Dit keer raakte een windvlaag Han en hij moest duidelijk moeite doen om naast me te blijven vliegen.
Dit is zijn schuld, dacht ik geïrriteerd. Hij wilde zo nodig naar de waterplas en nu zaten we vast in een storm. Zelfs de twee benen die altijd lawaaierig langs onze meren liepen leken vandaag te zijn verminderd. Zij waren dus slim genoeg om niet te gaan reizen vandaag. Waarom was Han dat dan niet?
Hij kwam weer naast me vliegen. ‘Lukt het nog een beetje, schat?’
Lukt het nog een beetje? Wat een lef om me dat te vragen! Als we ons op het water hadden bevonden had ik hem gepikt.
‘Nee Han, het lukt niet. Snap je dan niet dat dit geen weer is om in te vliegen? We kunnen beter water opzoeken en landen.’
‘Maar we zijn over een uurtje bij de waterplas.'
‘We kunnen morgen wel naar de waterplas. Het is nu te gevaarlijk. We móeten landen.’
Han leek even teleurgesteld, maar zei toen: ‘Goed dan.’
Gelukkig spotten we al snel een grote vijver. Het probleem was alleen dat die omringt was door hoge bomen, maar ik wilde echt niet verder vliegen. Het zou nu al een eeuwigheid duren om mijn veren weer glad te krijgen.
Pas na tien minuten lukte het ons om dicht genoeg boven de vijver te vliegen om de landing in te kunnen zetten.
Ik stak mijn poten uit en het volgende moment klapte ik hard op het water. Nadat ik een stukje doorschoot, herstelde ik mezelf en dreef naar Han die een paar meter van me vandaan was geland. De bomen blokkeerden de wind en het water was heerlijk kalm.
‘Zie je wel dat het verstandiger was om te landen? Wie weet wat er was gebeurd als we dat niet hadden gedaan?’
Han snoof. Hij was het duidelijk niet met me eens. ‘Ja schat, je had gelijk schat.’
Ik schudde met mijn kop. Mannen.