# 257 Godallemachtig
Godallemachtig
‘Ik ben van de verkeerde kant’, zei mijn nieuwe buurman toen ik hem op een maandagochtend voor het eerst ontmoette bij het plaatsen van de vuilcontainer aan de straatkant.
‘U bent dus homo, als ik het goed heb.’
‘Dat niet alleen, ik ben ook letterlijk van de verkeerde kant.’
‘Dat begrijp ik niet. Alle homo’s zijn toch van de verkeerde kant.’
‘Nee, de meeste homo’s zijn normaal homo. Ik ben een kontneuker en dat is beslist niet iedere homo.’
Met dat te verklaren bracht hij mij in verlegenheid. Ik kende het gore verschijnsel wel, maar ik had nog nooit een persoon ontmoet die zo recht voor z’n raap ontboezemde dat hij jan en alleman de kont neukte.
De eerste indruk die ik van hem kreeg was van een plezierige verschijning. Een gebruinde jongeman met een strak lijf dat goed in het pak stak. Weliswaar droeg hij twee verschillende schoenen, maar in Amsterdam was dat geen excentriek verschijnsel.
Van mijn stuk gebracht vertelde ik hem een ter plaatse verzonnen anekdote.
‘In het dorp waar ik vroeger woonde werden wij geestelijk geregeerd en onder de duim gehouden door een pastoor die bij sommige biechtelingen als vorm van penitentie ook achterwaarts de diepte in ging. Wij noemden hem derhalve pastoor Penitrentie.
Deze pastoor werd door God meedogenloos gestraft. Zijn mannelijk lid verschrompelde tot de grootte van een worm.’
Daar schrok mijn buurman hevig van.
Een maand later, en ook de tijd daarna, zag ik dat hij geen verkeerde schoenen meer droeg.