#256 - Sara's verhaal
Sara’s verhaal
Sara liep terug naar de vlakte in het midden van het velkenbos, met een grote stapel brandhout in haar armen voor het vuur. Ze had een goede plek gevonden om het te maken, recht naast een omgevallen boomstronk waarop ze konden gaan zitten. Het vuur begon net lekker te branden toen Mark terugkwam met drie dode vogels in zijn hand en zijn pijl en boog op de rug.
Sara keek hem ongemakkelijk aan en zei voorzichtig ‘hoi Mark’, ze hadden net ruzie gehad nadat Sara hem had verslagen in een wedstrijd pak-me-dan. Sara vond dat ze eerlijk gewonnen had, maar Mark was er van overtuigd dat ze oneerlijk gespeeld had door hem het bos in te jagen en hem daar te pakken waar hij niet weg kon rennen. Hij gooide de vogels op de grond en begon ze in stilte te plukken terwijl Sara verder ging met het vuur te voeden. De ongemakkelijke stilte werd haar na tien minuten te veel, ze wilde geen sorry zeggen voor iets wat ze niet fout had gedaan dus verbrak ze de stilte maar met een verhaal.
‘Weet je dat ik hier vroeger vaak kwam met mijn vader’ begon ze, met een hoopvolle blik naar Mark. Hij gaf geen reactie dus ze ging maar verder. ‘Hij leerde mij welke bessen ik kan eten en welke niet, en hoe ik moest jagen.’ Mark bleef in stilte verder plukken. ‘Hij leerde mij ook dat ik respect moest hebben voor de natuur’ ging Sara verder, ‘dat het velkenbos één groot organisme is, dat alle velken verbonden zijn via hun wortels en als het ware het huis zijn voor de dieren en planten die hier leven’. Mark keek nog steeds niet op, Sara zuchtte en vertelde verder, ‘Ik realiseerde me pas later wat mijn vader eigenlijk bedoelde, wij zijn eigenlijk inbrekers in dit huis, in dit bos’.
Mark keek uit zijn ooghoeken op naar Sara, maar ze was nu zo diep verzonken in haar gedachtes dat ze dit niet zag. ‘We zijn inbrekers’ haar stem begon te trillen, ‘we komen onuitgenodigd het huis van deze onschuldige dieren binnen en vermoorden ze. We konden ook gewoon thuis blijven en eten van het land.’ Ze begon nu te trillen, Mark keek verbaast naar haar terwijl er een traan over haar wang liep. ‘We kozen ervoor om hier te komen en hun vrede te verstoren, we zijn niets beter dan dat ... dat ... monster!’ KAAH! Klonk het aan de rand van de vlakte, Sara en Mark schrokken zich wezenloos van de kraai die wegvloog.
Nu was Sara uit haar gedachten opgeschrikt, ze gleed van de stam af en ging gehurkt op het mos zitten; met haar armen om haar benen heen geslagen. Ze begon weer te trillen en tranen stroomden over haar wangen; Mark vergat zijn frustratie en hurkte neer naast haar, hij sloeg ongemakkelijk een arm om haar heen. Zo zaten ze daar gehurkt op het mos, het vuur brandde steeds feller terwijl de zon onderging en het koud begon te worden. Ze kropen dichter tegen elkaar aan en dichter bij het vuur om het warm te krijgen. Mark spieste de vogels elk aan een stok en prikte ze neer in de grond voor het vuur, de geur van vlees vulde al snel de lucht, gepaard met die van rook. Sara’s tranen droogden langzaam op en ze trilde steeds minder. Toen Mark dacht dat ze gekalmeerd was vroeg hij de vraag die op zijn lippen brandde; ‘Wat voor monster?’
‘Wat?’ zei Sara met een zachte, schorre stem.
‘Je zei net dat we niets beter zijn dan dat monster,’ zei Mark, ‘over wat voor monster heb je het?’
Sara zuchtte diep, er liep weer een traan over haar wang en na een lange stilte gaf ze antwoord, haar stem was zo zacht en schor dat het nauwelijks te horen was over het brandende vuur; ‘Je weet dat mijn vader niet meer leeft toch?’
‘Ja dat weet ik’ antwoordde Mark.
‘Nou ... hij is niet zomaar dood gegaan’ vertelde Sara, ze staarde strak voor zich uit, alsof ze bang was om Mark aan te kijken.
‘Ok ...’ zei Mark, ‘Hoe bedoel je dat?’
‘Ik heb dit nog nooit aan iemand verteld, maar ik zal het je vertellen’ zei Sara in haar krakende, haast fluisterende stem. De zon was nu onder dus het enige licht was dat van het vuur dat voor hen lag; het wierp de twee in een onheilspellend, oranje licht. Mark kon zijn ogen niet van haar afhouden, zo benieuwd was hij naar haar verhaal.
‘Het was een koude winternacht twee jaar geleden’ begon Sara, ‘ik lag in de achterste kamer van het huis, mijn ouders in de voorste.’
Mark staarde naar haar gezicht, hij zag het vuur fonkelend reflecteren in haar vochtige ogen; zei bleef strak voor zich uit kijken met haar hoofd op haar knieën. ‘Ik lag nog wakker in mijn bed en hoorde de voordeur opengaan; mijn moeder zal wel de kat eruit laten dacht ik, dus ik draaide me om en probeerde in slaap te komen. Op mijn zij kan ik precies door de kier in mijn deur kijken, naar de huiskamer toe. Daar liep een man, ik kon hem nog net zien in het maanlicht wat door de gordijnen heen naar binnen scheen.’
Sara was haast in trance terwijl ze haar verhaal vertelde, ze keek geen moment op en ging aan één stuk door. Het leek voor haar een opluchting te zijn om dit te vertellen, Mark onderbrak haar niet en liet haar gewoon doorpraten in haar zachte, schorre stem. ‘De man ging naar de slaapkamer van mijn ouders toe, ik kon hem niet meer zien door de kier heen. Zijn sillhouette leek niet op mijn vader, dus ik sloop uit bed om te gaan kijken. Ik duwde zachtjes de deur van mijn ouders op een kiertje, net op tijd om de man te zien staan aan mijn vader’s kant van het bed. De man had iets in zijn hand, in de glinstering van het maanlicht zag ik dat het een mes was, hij had zijn arm opgeheven boven mijn vader.’
Mark dacht wel te weten waar dit verhaal heen zou gaan. Sara begon zachtjes heen en weer te wiegen, het licht van de vlammen gaven een oranje gloed aan de tranen die over haar wangen stroomdden. ‘Ik wou naar binnen rennen om te vragen wie die man was en wat hij daar deed, maar mijn benen wilden niet van hun plek komen. Ik durfde niet te kijken naar wat er ging gebeuren, maar ik kon ook niet wegkijken. De man gaf een luide brul en duwde met een harde dreun en het gekraak van brekende botten het mes in de borst van mijn vader.’
Sara begon nu snikkend adem te halen, het waren korte en harde snikken; ze wiegde harder heen en weer in haar gehurkte houding, het was duidelijk dat ze haar huilen probeerde in te houden. Mark sloeg zijn arm steviger om haar heen terwijl ze tussen haar snikken door verder vertelde. ‘De man ... de man kwam op me af, hij ... hij’ ze hijgde en snikte zo hevig dat ze niet aan een stuk door kon praten, ‘hij grijnsde naar me ... hij duwde me aan ... de ... aan de kant en ... ren ... rende het huis uit. Mijn ... mijn moeder was wakker ge ... geworden ... van ... van zijn ... zijn schreeuw en ... ze vroeg ... ze vroeg aan me wat er was ... wat er ... wat ...’
Sara kon niet meer verder praten, het was haar te veel geworden, ze begon hard te huilen. Mark wist niet goed wat te doen, dus sloeg maar zijn armen om haar heen en hield haar in stilte vast terwijl de tranen over haar gezicht stroomden. Na een lange stilte zei hij ‘je hoeft niet verder te vertellen, ik heb genoeg gehoord’.
Maar Sara was blijkbaar nog niet uitgepraat, ze trok één van de gespiesde vogels uit de grond en keek er naar met een mengeling van verdriet en woede op haar gezicht. ‘We ... we zijn ... we zijn monsters ... Mark ... mon ... sters’ ze wierp de vogel hard van zich af.
Mark keek verbijsterd toe terwijl hun avondeten in de modder viel maar besloot er niets van te zeggen. ‘We zijn geen monsters Sara, we ...’ begon Mark voordat Sara hem onderbrak, haar stem schil van de woede, ‘Dat zijn we wel! We hebben ... de vogels ver ...’ haar stem was weer schor en zacht geworden, haar verdriet had weer de overhand genomen van de woede, ‘verm ... vermoord Mark! We hebben ze vermoord ...’. Ze begon weer te wiegen, ‘En waarom? Om te ... om te eten! We zijn monsters Mark’ Sara bleef hard snikken.
Mark kon het niet langer aan, hij pakte Sara stevig bij de schouders en draaide haar naar hem toe, vervolgens plaatste hij zijn handen aan beide kanten van haar gezicht. ‘Sara kijk me aan!’ ze keek verschrikt op, ‘Wij! Zijn! ... Kijk me aan! ... Wij! Zijn! Geen! Monsters!’ ze keek hem in stilte aan nog steeds lichtjes wiegend en snikkend. ‘Maar ...’ begon ze in haar schorre, zachte stem; Mark onderbrak haar, ‘Geen gemaar Sara, jagen op dieren om te eten maakt je geen monster, ok! Alle dieren eten, en mensen doen dat ook, dat is heel normaal, ok?’ Hij keek Sara afwachtend aan, ‘ok?’ herhaalde hij iets harder. Het duurde nog even maar toen zei Sara ‘ok.’
Mark zuchtte van opluchting, Sara was eindelijk gestopt met snikken en heen en weer wiegen, hij veegde de tranen van haar wangen en sloeg weer zijn armen om haar heen. ‘Die man is het monster, hij is degene die midden in de nacht inbrak en ...’ hij wierp een voorzichtige blik naar haar, ‘en ... je weet wel ...’. Sara maakte de zin voor hem af, met nog één laatste snik ‘En mijn vader vermoord’. ‘Ja’ zei Mark, ‘dat ja ...’.
Ik zie dat je hier voor het
Lid sinds
8 jaar 9 maandenRol
mw.Marie schreef: Ik zie dat
Lid sinds
5 jaar 4 maandenRol
Goed verhaal, Sebastiaan. Je
Lid sinds
5 jaar 8 maandenRol
Fief schreef: Goed verhaal,
Lid sinds
5 jaar 4 maandenRol
Een mooi verhaal, al vind ik
Lid sinds
5 jaar 11 maandenRol
Schrijfcoach Katja de Vries
Lid sinds
5 jaar 4 maandenRol