#252 Plukken

Plukken 'Hallo meisje, wat doe je daar?' 'Wie praat daar. Ik hoor u wel, maar ik zie  u niet.' 'O, niet schrikken hoor. Ik wil je niet bang maken. Maar de zon schijnt zo fel en ik moet me in de schaduw houden. Ben je bloemen aan het plukken?' 'Ik mag van mama niet met vreemden praten.' 'Je hebt een wijze moeder, meisje. Ik beloof je dat ik achter deze boom blijf staan. Is dat goed? Voor wie ben je bloemen aan het plukken?' 'Voor oma. Ze is ziek. Mama heeft me koeken meegegeven en een flesje wijn.' 'Wijn? Voor iemand die ziek is?' 'Ja, ik dacht precies hetzelfde. Gek toch, een flesje wijn? Oma heeft veel meer aan een vrolijk bosje bloemen.' 'Je hebt helemaal gelijk. Je grootmoeder is vast blij met een mooie bos bloemen. Zo'n fles kan je gebruiken om op de kop van een wild dier te slaan, denk je niet?' 'Ja, dat is waar. Op de kop van de wolf misschien wel. Mama zegt dat de wolf heel gevaarlijk is.' 'Zeker meisje, pas op voor de wolf. Hij is gevaarlijker dan de meeste mensen denken. Weet je, wat verder in het bos staan nog mooiere bloemen. Kijk maar eens voor je in de verte.' 'O ja, ik zie ze. Wat mooi, maar ik mag niet diep het bos in vanwege de wolf.' 'Ach je hebt de fles toch?' 'Daar heeft u wel gelijk in, maar dan kom ik wel later bij oma.' 'Je grootmoeder ligt vast te slapen. Ze is ziek zei je toch? Dan merkt ze het toch niet als je wat later bent. Bovendien, wie kan er boos worden na het zien van een grote bos bloemen?' 'Ik denk dat u wel gelijk heeft. Het zijn echt heel mooie bloemen en de wolf is vast niet in de buurt nu we zo aan het praten zijn. Daar schrikt hij vast van.' 'Ik denk dat als je hem ziet hij vooral hard aan het wegrennen is.' 'Denkt u dat echt?' 'Kijk straks bij het bloemen plukken maar goed om je heen. Je hebt je fles, maar ik weet zeker dat als je de wolf ziet, hij aan het rennen is. Weg van jou.' 'Ik denk dat u wel gelijk heeft. Ik ga die mooie bloemen maar eens plukken. Bedankt voor de tip.' 'Graag gedaan meisje. Misschien zien we elkaar binnenkort nog wel, op een plek waar de zon niet zo schijnt.' 'Ja wie weet. Tot ziens.' 'Tot ziens meisje. Tot strakjes.'