Schrijfoefening 238 - Conflicten - Max Beauregard bij de notaris
Max Beauregard was postbode. Hij tufte langs de straten en propte de brievenbussen van de mensen vol met brieven, pakjes, reclame en andere rommel.
Hij sloeg de Nergensnaaropweg in en begon daar zijn klokvaste ritueel. Nummer twee, vier, zes, acht, kwartdraai, dertien, elf, zeven (er was geen negen), vijf (wat praten met de labrador), drie en…
Aan huisnummer één, een riante villa, hield hij halt. Dit was de praktijkwoning van de notaris. Of hoe je in enkele muisklikken per dag een kapitaal kunt verwerven, dacht Max vaak, toen de notaris hem weer minachtend bekeek.
Hij trok zijn brommer op de pekkel, griste zijn zwart tasje in dat al jaren zijn trouwe metgezel was en speurde met zijn vingers naar de juiste aangetekende zending. Hij stapte op de oprit, gevormd uit perfect eivormige witte steentjes. Hij had de vorige keer een reprimande gekregen toen hij zijn bromfiets op de steentjes parkeerde en een heel spoor trok toen hij er weer vandoor snorde. De standbeelden begroetten hem in witte, marmeren stilte toen hij de, toegegeven perfecte, vormen uit de hoek van zijn oog keurde. Hij kletste met zijn hand op het achterwerk van Aphrodite.
De trap was glad van het mos dat er op groeide. Al dat geld, maar te lui of te gierig om zijn boel te onderhouden, dacht hij. Hij belde aan. De parlofoon antwoordde.
‘Ja?’
‘De facteur met een aangetekende zending.’
Wat geruis en gestommel aan de andere kant van de lijn.
‘Kom maar door,’ klonk het tenslotte.
De buzzer zoemde en Max duwde de veel te zware deur open. Notariskantoren heb je in twee vormen. Ofwel hypermodern en strak, ofwel omgeven door prullaria, kunstwerken en rommel dat al even nutteloos is als de persoon aan het bureau. Dit was er één van de tweede soort.
‘Voor wie is het?’ klonk het nors.
‘Voor…’
Max hield er de spanning in, als betrof het een loting voor één of andere tombola.
‘Notariskantoor De Strooper en Coleremans.’
‘Ja, geef maar af.’
‘Heeft u een volmachtkaart?’
‘Ik ben de notaris.’
‘Ik ben blij voor u, maar ik moet een volmachtkaart.’
‘Maar. Ik. Ben. De. Notaris.’
‘Ik. Ben. Blij. Voor. U,’ papegaaide Max terug. ‘Maar toch moet ik een volmachtkaart.’
‘Weet jij wel wie ik ben?’ brieste de notaris.
‘Ja, jij bent notaris Amadeus De Strooper.’
Max sprak de naam met opzet verkeerd uit.
‘Amadéus, boerenkinkel. Ga je me nu nog die aangetekende zending geven of niet?’
‘Dat hangt er van af of u mij uw volmachtkaart geeft.’
De notaris nam een beeldje dat op zijn bureau stond en zwierde het richting Max, die behendig opzij dook. Het beeldje kletterde tegen de glazen wand, die in stukken uiteen sprong.
‘Die aangetekende zending! Nu!’
Max krabbelde iets op het berichtje dat hij moet achterlaten als niemand op het kantoor aanwezig is.
‘Je weet toevallig niet hoe laat het is?’ vroeg hij onschuldig.
‘MIJN HUIS UIT!’ brulde de notaris.
Met een brede grijns vertrok Max, wetende dat hij een kapitalist het bloed van onder de nagels had gehaald. Dit was zijn manier om het bourgeoisie-etablissement pijnlijke schenen te bezorgen. Op zijn terugweg hoorde hij de notaris nog vloeken, tieren en schelden.
Hoi Tim, Je hebt een
Lid sinds
7 jaar 7 maandenRol
Tim, prachtig verhaal, met
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol
Ik ben zelf ook postbode en
Lid sinds
5 jaar 8 maandenRol