#237 Victor en Bob
‘Kom even naast mij zitten,’ zegt Bobbie. Hij opent de knoopjes van zijn donkergrijze colbertje en klopt even op de lege plek naast hem. De voorbij razende groene weilanden zijn nauwelijks zichtbaar door de ramen van de coupé; de regen komt met de spreekwoordelijke bakken uit de lucht vallen. Victor staat op, hijst wat aan zijn afzakkende zwarte spijkerbroek met gaten op de plek waar de knieën zitten en trekt met zijn linkerhand zijn capuchon van zijn hoofd. Hij ploft neer naast Bobbie en veegt zijn lange haren uit zijn ogen.
‘Kijk,’ zegt Bobbie en klapt zijn kleine laptop open op zijn grijze pantalon. Samen turen ze naar het scherm met getallen, lijnen en grafieken. ‘Begrijp je wat ik bedoel?’
Victor kijkt door het raam. ‘Waarom staan we hier stil?’ Hij ziet de gevormde plassen op de velden, de schapen die troosteloos met hun kont in de wind staan. Even krijgt hij de neiging zijn jas aan te trekken, zo guur ziet het er buiten uit. Bobbie haalt zijn schouders op en zijn blik niet van het scherm. Hij praat door, over de beste investeringen, opties en andere mogelijkheden.
‘Weet je Bob, je doet maar. Het geld kan mij niet zoveel schelen,’ zegt hij en wrijft zijn handen tegen elkaar. Het kan hem ook niet zo veel schelen. Geld. De erfenis. Als ze vanmiddag weer terugrijden van Utrecht naar Eindhoven en de crematie achter de rug is stapt hij toch op het vliegtuig. Ze zoeken het maar uit met hun geld, hun prestige en aanzien.
Dan begint naast hem zijn broer op het toetsenbord te rossen. ‘Godver, hij was nog tachtig procent,’ klinkt er gefrustreerd. Een plukje blond haar schiet naar voren uit de verder gladde, korte coupe. Bobbie haalt zijn mobiel uit zijn jaszakje en constateert dat ook deze leeg is. Opeens.
‘Bob, kijk,’ zegt Victor en veegt de condens van het raam. ‘De schapen. What the fuck man! Ik knipper met mijn ogen en ze zijn weg.’ Ongeloof klinkt door in zijn stem. ‘En waarom staan we stil?’
‘Kijk, jij eens op je telefoon,’ oppert zijn broer. Victor strekt zijn benen om zijn mobieltje uit zijn broekzak te halen. Behalve een drietal dikke barsten laat het scherm verder niets zien. ‘Echt serieus. Hoe kan dit?’ Bobbie pakt de telefoon over en drukt nog eens op de knop.
‘Kan zijn dat ik hem niet goed heb opgeladen,’ zegt Victor en haalt zijn schouders op. Als hij weer naar buiten kijkt lijken de weilanden hun groene kleur te hebben verloren. Hij wrijft in zijn ogen. Een donkere waas hangt over de wereld buiten. De wereld lijkt langzaam weg te vloeien.
Iemand schraapt zijn keel.
Victor staat op en kijkt over de rijen lege stoelen en ziet een beweging op de stoel zes rijen verder. Snel gaat hij zitten en kijkt zijn broer aan. Deze roept: ‘Pardon. Weet u misschien wat er aan de hand is?’
De lichten, waarvan ze eerst nog weinig notie hadden, knipperen drie keer voordat ze niets meer doen. De schemer van buiten vult nu ook de bijna lege treincoupé.
Bam, tik, slof, bam, tik, slof. Het geluid komt de kant van de broers op. Een grote schaduw valt over beide jongemannen, de laptop valt met een klap op de grond wanneer Victor de hand van zijn jongere broer Bobbie grijpt. ‘Wat i…is dat?’ fluistert Bob zonder zijn ogen van het immense donkere gestalte af te houden. Victor sluit zijn ogen. Hij zit weer even in de trein, de rijdende trein te praten met zijn broertje wanneer een klap-licht en donker tegelijk- een einde maakt aan alles.
Spannend. Daar is al iemand
Lid sinds
10 jaar 11 maandenRol
Een beklemmend en beeldend
Lid sinds
6 jaar 8 maandenRol
Bedankt voor het lezen en het
Lid sinds
6 jaar 10 maandenRol
Lekker spannend, ik wil het
Lid sinds
8 jaar 9 maandenRol
Maartje MM, … je verhaal
Lid sinds
11 jaar 8 maandenRol