#210 Een nieuw begin
De bel zoemt hard over het schoolplein. Kinderen rennen enthousiast en wat gespannen de oude school binnen. De eerste dag van een nieuw schooljaar. Ook ik ben gespannen. Meer dan gespannen. M’n zenuwen gieren door m’n lijf. M’n hart bonst en ik voel hoe heftig m’n kaaklijn met opkomende stoppels zich samentrekt. Dit is niet normaal meer. Zo nerveus ben ik nog nooit geweest. Ik wacht even tot het wat stiller is en schuif dan heel voorzichtig het zware, donkerblauwe theatergordijn wat opzij. Ik zie tientallen vrolijke zomerjasjes aan de lage kapstokken hangen. De hal is verder verlaten. Uit de gesloten klassen klinkt een zacht en vertrouwd geroezemoes. Alleen uit het lokaal van groep zeven klinken nog opgewonden stemmen. Ik weet het, ze wachten op me. Maar ik nu niet op hen.
Het is afschuwelijk, m’n stress staat helder denken in de weg. Wat moet ik doen? Ik weet het echt niet meer. Durf ik het? Durf ik gewoon met een rechte rug de klas in te lopen en m’n zwaardere stem te laten horen. Collega Leanne zal er zijn. Ze zal me steunen, zoals afgesproken. Maar m’n mond is droog, m’n hart bonkt in m’n keel en m’n knieën trillen. Zo kan ik toch niet voor een nieuwe groep kinderen verschijnen? Naar de oude gedaante van juf Pien kan ik nu niet meer terug, daarvoor is er deze zomer te veel gebeurd. Ik adem diep in en voel het dan plots opkomen. Oh, jeeh! Help! Niet nu! Ik maak m’n lichaam klein en span m’n spieren. Het kwaad is al geschied. Langs m’n benen die door alle hormoonpreparaten en verwoede trainingen zo gespierd zijn geworden, stroomt het warme vocht. Er is geen houden meer aan, m’n verlengde urinebuis heeft nog onvoldoende controle. Verschrikt hou ik m’n beide handen voor m’n mond. Help! Dit niet!
Ruw ruk ik het gordijn opzij en ren, struikel met natte broekspijpen haastig naar de uitgang. M’n leren tas met alle lesvoorbereidingen gooi ik ver weg in een hoek. Machteloos grijp ik naar m’n afzakkende pruik. Wat een ellende! M’n lichaam schokt, de tranen stromen over m’n gezicht. ‘Hé, Pien, ehh … ik bedoel Pieter. Wat doe je?’ hoor ik iemand roepen uit de kleine conciërgekamer roepen. ‘Wacht!’ Ik kijk niet om, compleet overstuur ren ik verder. Verder en verder weg van deze school. Mijn toekomst ligt hier niet. Ik wil een nieuw begin.