#210 De informatica klas van Mijnheer van Driesen.
Bij binnenkomst van het lokaal zien we het lege bureau van Mijnheer van Driesen, onze docent die normaal altijd een halfuur voor het begin van de les aanwezig is. Dit is niets voor hem. Langzaam begint het in mijn hoofd te malen.
Bij gebrek aan iets beters gaan we maar met zijn allen zitten. Pieter zet de toon door met spuugballetjes te gaan gooien. Eén van de balletjes kwakt in Carla’s volumineuze blonde haar, wat haar op een harde, jengelende toon “Nouhooouuu” doet zeggen. Pieter steekt zijn middelvinger op, krijgt ruzie met Klaas-Jan, wisselt ernstige ziektes met hem uit, en dan gaan ze elkaar met stoelen bekogelen.
We zijn allemaal dertigers.
Wat ik hier doe? Tja, voor gepensioneerde superhelden is er geen vervroegd pensioen, dus dan moet er maar noeste arbeid worden geleverd. Ik heb gekozen voor iets waarbij ik zoveel mogelijk op mijn steeds dikker wordende achterwerk kan zitten. Kom op zeg, ik heb drie keer de wereld gered, en één zelfs het universum. Of was het nu twee keer?
Maar goed, ik ben iets met computers gaan doen, en daar hoort natuurlijk ook bijscholing bij. Elke maandagochtend krijgen we les van Mijnheer van Driessen, wiens afwezigheid mij totaal niet lekker zit. Wat is er met hem gebeurd? Is hij van de trap gevallen? Een ladder? Heeft hij een hartaanval gehad in bed? Misschien is het wel geen van drieën, misschien…
Zou het kunnen?
Ik heb tijdens mijn twintiger jaren geen vrienden gemaakt. Ik heb allerlei misdaadsyndicaten, magische sektes en intergalactische krijgsheren tegen mij in het harnas gejaagd. Het kan goed mogelijk zijn dat ze van Driessen hebben gepakt omdat hij een kennis van mij is. Dat maakt zijn potentiële lot nog erger. Dan kan hij zijn geïnfecteerd met een buitenaards virus dat zijn DNA heeft vernietigd. Anders kan het zo zijn dat een meedogenloze huurmoordenaar zijn scheerzeep heeft vergiftigd. Ninja’s die hem in zijn slaap aan hun wakizashi rijgen…
Pieter en Klaas-Jan staan bij het schoolbord. Ze houden een schetenwedstrijd. Ik ben de enige die er niet om moet lachen. Uiteindelijk wint Klaas-Jan de wedstrijd. Ik ren de toiletten tegemoet met een mond vol braaksel.
Het is half negen. De rust is teruggekeerd. Ik hoor snelle voetstappen in de gang. Mijnheer van Driessen komt hijgend en zwetend het lokaal in gesneld.
“Het spijt me dat ik te laat ben. Ik heb me verslapen, en moest heel snel fietsen.”
Het leven van een
Lid sinds
13 jaar 9 maandenRol
Mooi idee, een klas vol jong
Lid sinds
6 jaar 7 maandenRol