#209 Het is genoeg...
Je staat in de badcel. In het gelige licht staar je naar jezelf in de spiegel. Een oude verlopen, doorgroefde kop in een nog oudere spiegel. Je ogen gaan stukje bij beetje over je gezicht, alsof je bij ieder stukje een ander verhaal hebt. De spiegel bedriegt je niet en is altijd eerlijk, hard en rechtvaardig.
Je rood geaderde ogen liggen diep verzonken in hun kassen, moe van alle ellende en gruwelijkheden die ze hebben gezien. Ze worden overschaduwd door borstelige wenkbrauwen. De pupillen lijken op zwarte steentjes, emotieloos.
Je blonde haar plakt in slierten op je voorhoofd. Je kin is nog steeds breed en wilskrachtig met hier en daar wat plukjes weerbarstige haartjes. Een brede neus maakt het beeld compleet. Bloemkoolneus, zei mijn moeder altijd. Waarschijnlijk omdat die een keer was gebroken en daarna verkeerd gezet.
Je denkt terug aan het laatste gruwelijke wat je ogen hebben gezien. De angst en tegelijk de berusting in de ogen van die klootzak omdat hij weet dat hij te ver is gegaan en nu de consequenties moet aanvaarden.
Iedere dag hoor je het. Het bonzende geluid als hij haar weer met haar achterhoofd tegen de muur slaat. De klappen met de vlakke hand in het gezicht en het daarop volgende gegil overgaand in een zacht en machteloos gehuil. Je weet ondertussen precies wat er daarna gebeurt. Je hebt moeite om je walging te onderdrukken als je weet dat hij daar staat met zijn broek op z'n enkels. Vandaag is de laatste keer , neem jij jezelf voor. Nooit meer zal hij haar mishandelen en verkrachten. Je kan niet meer wegkijken. De volgende dag weet je precies wat je te doen staat. Toen de kiem was gelegd, al een tijdje geleden was je al een aantal keren onopvallend achter hem aan gelopen als hij naar zijn werk ging. Tussen de andere forenzen staat hij te wachten op zijn trein. Een ongeluk zit in een klein hoekje...
Die dag duik je achter hem op als de trein er aan komt. De trein rijdt niet meer zo hard, maar heeft toch nog genoeg snelheid om flink wat schade aan te richten.
Vlak voordat hij zich omdraait alsof alle alarmbellen bij hem afgaan duw je hem het perron af. Hij valt ruggelings op het spoor en kijkt je met een glazige blik aan. In de laatste ogenblikken van zijn leven herkent hij je en zie je de angst in zijn ogen.
Te midden van het ontstane tumult loop je rustig naar de uitgang van het station en wandel naar huis. Vijfentwintig minuten later bel je aan.
In de gang hoor je schuifelende voetstappen. De deur gaat open op een ketting en een dik blauw oog staart je aan. Haar wang is zwaar gekneusd.
' Het is voorbij,'zeg je .' Je hoeft niet meer bang te zijn.'
John: soms is de wereld
Lid sinds
10 jaar 6 maandenRol
John toch. Mooi dat je het
Lid sinds
15 jaar 6 maandenRol
Jhon Doe, … wat een echte
Lid sinds
11 jaar 7 maandenRol