#136 - water (beetje aangepast maar deel van mijn boek wat bij het thema past)
Maartje rijdt weg en ze rijden vanaf de vliegbasis Assendrecht richting de A616. Het is rustig op de weg en het is erg stil in de auto. Zoë staart naar buiten en er rolt een traan over haar wang. Nick wrijft hem weg en pakt haar hand.
“Hij is terug. Nu tenminste veilig. En papa gaat voorlopig niet weg.” Fluistert hij zacht. Zoë knikt en glimlacht. “Papa?” Vraagt ze voorzichtig. Liam draait zich om. “Wat is er schat?” Zoë twijfelt even en Maartje rijdt de snelweg af, richting een donkere weg op de dijk aan de rand van Roerdam.
“Wat is er gebeurd? Je kan amper lopen… Je arm… Je oog…” Zoë slikt en Liam kijkt weg.
“We hebben het er anders thuis over schat…” Probeert Maartje nog,
“Het is oké, ik kan het wel vertellen.” Liam sluit zijn ogen.
“Een paar weken geleden… We waren onderweg naar een stadje dichtbij de grens tussen het strijders gebied en de veilige zone toen we werden aangevallen door de gevecht strijders. Ik…” Maartje slaakt een gil als er een tegenligger met hoge snelheid over hun weggedeelte komt. Ze probeert nog uit te wijken maar de tegenligger, een donkerblauwe Opel Astra, ramt de groene Volvo die van de dijk afrijdt en te water raakt.
Door de klap raakt iedereen buiten bewustzijn. Als Nick langzaam zijn ogen opent, loopt de Volvo al vol met water. Hij voelt aan zijn hoofd en ziet dat er bloed op zijn hand zit. Angstig kijkt hij rond en schudt aan Zoë haar schouder, maar ze blijft roerloos liggen. Liam draait met zijn hoofd en opent zijn ogen. Nick schudt angstig aan zijn arm.
“Papa help!” Roept hij. Hij schudt aan zijn moeder maar zij reageert nergens op. Liam grijpt naar de noodhamer links tussen zijn stoel en de handrem.