129 - Dystopie
Dystopie
Velen zouden er heel wat voor over hebben om mij te zijn. Mooi huis, dikke auto, feestjes, uit eten, superluxe vakanties. Het lijkt een droom, maar niets is minder waar. Ik voel een niet te omschrijven leegte die steeds zwaarder begint te wegen. Waar zijn mijn dromen en idealen gebleven? Vroeger kon ik eindeloos dromen over hoe ik de wereld zou rondreizen om te helpen verbeteren waar nodig en ik zou boeken volschrijven over al mijn opgedane ervaringen.
Nee, voor reizen en lanterfanten was geen ruimte. “Je hebt straks een enorme verantwoordelijkheid op je, samen met je broers. Ik heb keihard gewerkt voor jullie toekomst, daar mag ik toch wel iets voor terugverwachten? Dat ben je aan mij verplicht meisje.”
“Maar pap, het is mijn droom! Mijn leven!” “Mijn geluk” wilde ik er nog aan toevoegen, maar mijn vader luisterde alleen naar wat hij wilde horen. Hij zou het nooit accepteren. Ik heb altijd alles gegeven voor een beetje waardering van mijn vader, het was nooit genoeg.
Ik mis mijn moeder, ze is al twintig jaar dood. Ik weet zeker dat ons leven er heel anders had uitgezien als zij nog had geleefd. Al jong moesten wij haar missen, ik was zeven toen ze overleed, mijn broers vijf en tien. Mijn vader zagen we nauwelijks, hij was alleen maar aan het werk. Dacht niet aan ons, maar aan onze toekomst. Een toekomst van hard werken en succes, van zakelijk, afstandelijk en nep.
Je wordt nergens meer echt blij en gelukkig van als je alles al hebt. Mijn vader heeft ons alles gegeven, maar niet dat wat we het hardst nodig hadden; liefde en aandacht.
Dat is hoe ik mijn leven wil leven, met liefde en aandacht voor de dingen die ik doe en de mensen om me heen, dat is rijkdom. Ik ga mijn vader daar niet van kunnen overtuigen, ik zal hem moeten teleurstellen met pijn in mijn hart. Maar ik moet het doen. Ik ruil mijn rijkeluisleventje in voor een onzeker bestaan vol avontuur. Ik verlaat mijn dystopie voor dat van mijn vader.
Het spijt me pap.