Lid sinds

7 jaar 10 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

#124 Spiegeltje, spiegeltje, aan de wand.

Een vreemde energie is voelbaar in elke vezel van mijn lichaam, bij elke keuze die ik maak. Een vorm van besluiteloosheid die iedere keer net buiten mijn bereik ligt, waardoor ik maar helemaal niets meer doe. Ik raak met m'n wijsvinger mijn spiegelbeeld aan, mijn hart breekt, net als de golfjes die naar de kant toe razen en chaotisch uiteenspatten tussen het riet. Chaos. Ik adem het, ik voel het door mijn lichaam stromen als een wildwaterrivier die ik niet wil bevaren omdat ik bang ben dat ik erin verdrink. Ik sta op, al wandelend kom ik bij een hek. Dit hek heb ik gebouwd, het bewaakt mijn beheersbare stukje leven. Dat hek gaat zelden open, en begint meer en meer op een vestingmuur te lijken. Op sommige plekken zo hoog en dik, dat ik de zon niet meer wil zien. Ik keer om en ga weer bij het water zitten. Het wezen dat in mijn zelf ommuurde kasteel woont herken ik niet. De vrouw die me aankijkt in de waterspiegel is als een vreemde. Ze vertelt me alleen maar wat ik wil horen en zien. En uit al die gedachten vloeien soms werkelijkheid en egostrelers vriendelijk in elkaar over. Maar vaak is de eenheid zoek. Gaan mijn gedachten springend van tak naar tak; als verspreidde paperassen gevuld met krabbels en tekeningen, samengebonden met linten en elastiekjes. Alles opgestapeld tot een stapel boeken, reikend tot de maan. Hoe hoger, hoe onstabieler. Ik verdwaal in mijn boeken, mijn bomen, mijn donkere, koude bos. Mijn spiegelbeeld vervaagt, daarna mijn voeten, de rest volgt vanzelf. Mijn vergeten ik verdwijnt tussen de golven van het eens zo kalme water. Nu ben ik niets meer dan een herinnering aan een gebeurtenis van welleer.

Lid sinds

17 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
Op zich een interessant haast therapeutische ontboezeming. Het is echter behoorlijk abstract en mist concrete invulling. Ik kan deze mijmeringen nergens aan ophangen, weet niet wat het veroorzaakt, waardoor de personage zo denkt en voelt en kan er dan niets mee. Ik mis het verhaal erachter als lezer en wat rest is verwarring. Bijvoorbeeld: 'Ik verdwaal in mijn boeken' zie ik niet voor me. Het lijkt concreet maar is het niet, omdat je het opnoemt zonder dat ik het voor me kan zien. Dan verwerp ik dit beeld omdat ik oordeel: dat kan niet, of ik moet te veel moeite doen om me het voor te stellen. Meteen daarna volgt een opsomming, om het nog lastiger te maken in plaats van gemakkelijker. Hoe kun je in bomen verdwalen? In een gedicht kun je zoiets schrijven, hoewel het beeld ook raak dient te zijn.