#120 voor Jef
Er lopen te veel mensen op een te klein stukje. Geërgerd wringt ze zich tussen de mensen. Ze moet op tijd zijn, anders had ze problemen met Jef. Natuurlijk werkt het stoplicht niet mee. Ze ramt wel honderd keer op de knop, maar het helpt niets. Als haar parkeerbon maar niet afloopt. Ze rent voor zo goed als dat kan naar de parkeergarage. Haar hoge haken werken niet mee. Terwijl ze de trap af rent graait ze in haar jaszak. “Cu… waar is mijn sleutel?”. Haar tas wordt onderste boven gekeerd, maar de sleutel is nergens te vinden. Ze haast zich naar haar auto. Gelukkig heeft ze haar autosleutel al gevonden. Chagrijnig vanwege het feit dat ze eigenlijk te laat is rukt ze aan het portier. De auto wilt maar niet open. Ze drukt nog een keer op het knopje. “Kom nou, klote ding.”, knort ze. Vier auto’s verder knipperen er lampjes. Haar hoofd loopt rood aan. Een parkeerwachter kijkt haar vragend aan. de boete die ze krijgt uitgeschreven neemt ze maar voor lief. Ze scheurt de garage uit. Hopelijk staat Jef nog niet zo lang te wachten.
(…)
Gearmd lopen ze door de straat. De zon schijnt en het is lekker warm. “Zullen we een ijsje halen?” Jef knikt enthousiast. Bij een ijscoman halen ze ieder een ijsje met drie bolletjes. Jef drukt een kus op haar wang. Ze gaan op een bankje zitten. Ze legt haar hoofd op zijn schouder. Jef wijst haar een man aan. Ze lachen om de rare haardracht van de man en de opvallend roze hemd die de man draagt. Marie laat een zucht van verrukking. “Dit is echt één van de mooiste dagen van m’n leven.” Jef lacht en speelt met haar haren. Het liefst zou ze voor altijd op dat bankje blijven zitten. “Blijf je vannacht bij mij slapen?” Ze twijfelt. Jef staat op en kijkt haar vragend aan. Zijn puppyogen halen haar over. Ze staat op en drukt een kus op zijn lippen. Hij slaat een arm om haar heen en samen lopen ze door de winkelstraat. de geur van eten uit verschillende snackbars en de geluiden van een mensen massa vullen de lucht. Overal zitten mensen te eten of lopen ze voor bij de etalages. En Marie? Die loopt op wolken met Jef.
(…)
Het is donker. Haar mascara moet uit gelopen zijn. Het regent, maar het scheelt haar niets. Zo vallen haar tranen niet op. De straat is verlaten. Jef is verleden tijd, maar geloven kan ze het niet. Ze hadden het zo fijn gehad vannacht. Ze staart naar het zielige hoopje dat ze in de reflectie van een etalage ziet. Ze gaat op het bankje zitten. Pas zat ze hier nog met Jef. De leegte doet haar pijn. Ze heeft het koud en ze is tot op het bot toe nat. Een paar cafés zijn nog open, maar de meeste winkels liggen er verlaten bij. Verlaten, net als zij zelf.
Het mooie aan jouw tekst is
Lid sinds
8 jaar 2 maandenRol