opdracht#120- happy-end
Ik lig op de deurmat met mijn leiband tussen mijn poten. Het wachten is op het vrouwtje dat haar dagelijkse wandeling met me gaat maken. Eerst gaan we naar het parkje waar altijd wel een soortgenoot te vinden is om mee te ravotten. Het vrouwtje dat onderweg naar mijn plas-en kakveldje een krantenwinkel binnenloopt, zit dan op een bankje van haar krantje te genieten. Daarna lopen we door de winkelstraat die naar de Groenplaats leidt. Met zijn gezellige boetiekjes, koffiebars en antiekwinkeltjes.
Op het plein draaien we een rondje bij het standbeeld van Rubens. Meestal ren ik achter een paar duiven aan die schaamteloos de pluimhoed van de schilder onderschijten en zich dan zelfvoldaan aan zijn voeten met het liefdesspel bezig houden. Het vrouwtje lacht en welgemoed wandelen we terug naar huis.
Vandaag is ze niet in een goed humeur. Mompelt dat alles haar tegenzit, een ladder in haar kous, een sleutel die niet te vinden is, en ze staat minutenlang voor de spiegel, ontevreden met haar uiterlijk.
Bij de krantenwinkel hangt een briefje. Geen goed nieuws, want de frons tussen haar wenkbrauwen wordt dieper. Met driftige stappen loopt ze verder. Meestal stopt ze als ik onderweg iets interessants vind om aan te ruiken, maar nu trekt ze me onbarmhartig voort.
Er wordt niet gespeeld met mijn vriendjes. Het bankje staat er uitnodigend, maar ze loopt er stug aan voorbij.
Ik lig verdrietig in mijn mand. Het vrouwtje is nog steeds uit haar humeur. Geen Rubens, geen duiven, alleen maar gesleur en getrek aan mijn leiband. Ik vraag me af wat haar scheelt.
(Ja, van de moeilijke dagen die een vrouwenlichaam elke maand teisteren heeft een hond geen benul.)
Ik droom van fijne dagen. Zoals de dagen dat Hans bij haar komt. Ik mag mee. We rijden naar een park en maken een lange wandeling. Tot ik met mijn tong uit mijn bek neerplof in een restaurant en lekkere hapjes krijg. Het vrouwtje en Hans kijken diep in elkaars ogen. Wanneer ze mij 's avonds uitlaten, wandelen ze met de armen om elkaars middel door de gezellige winkelstraat De lichtjes van de winkeltjes worden weerkaatst in hun stralende ogen. Ze schenken niet veel aandacht aan mij. Dat geeft niet want ik weet dat ik straks voldaan in mijn mand lig te slapen terwijl zij op de bank het spel van de duiven naspelen.
Er was een tijd dat Hans niet kwam. Toen slenterden we lusteloos door de winkelstraat die al zijn charme verloren had. In een koffiebar zocht ze troost door een stuk taart te eten dat haar niet smaakte want ik kreeg het leeuwenaandeel. Ze probeerde de krant te lezen, maar haar ogen stonden vol tranen. Ik duwde mijn kop tegen haar benen. Afwezig streelde ze mij. Urenlang zat op het bankje.
Op de Groenplaats konden de minnekozende duiven ons niet bekoren. Het vrouwtje keek ernaar en zuchtte diep.
Op een dag schoof Hans naast haar op het bankje. Ik kreeg een kluif en mijn vrouwtje bloemen.
Als dat geen happy-end is?
Dag Blavatski, leuke
Lid sinds
8 jaar 2 maandenRol
Wat een originele
Lid sinds
8 jaar 3 maandenRol
Alweer verrassend,
Lid sinds
16 jaar 8 maandenRol