#93 Een gouden kroon
Ze droeg zijn kroon, gebukt onder weelde en overvloed. Steeds opnieuw timmerde ze alle ramen en deuren dicht, hing donkere, zware dekens voor de planken, en haalde haar handen open aan de spijkers die ze nooit ver genoeg ingeslagen kreeg.
Op de onverwachte momenten dat een ontsnapte lichtstraal toch een vergeten kier wist te vinden, was het de sprankelende reflectie die haar raakte. Dag in dag uit liet de kroon haar beseffen dat eergisteren niet meer bestond, omdat gisteren de dag was dat morgen was gestorven. Morgen zou zij nooit meer wakker gemaakt worden door zijn stem. Morgen zou zij nooit meer zijn armpjes om haar nek voelen. Morgen zou zij nooit meer gesmoord worden in kusjes, op haar wang, haar mond, haar neus. Morgen zou zij nooit meer tevergeefs dat ene eigenwijze plukje goud achter zijn oor kunnen verstoppen.
Iedere dag opnieuw gaf gisteren een met diamanten bezaaide genadeklap aan morgen. Ze wist, oh ja ze wist dat ze telkens weer met haar eigen handen eergisteren vermoordde. Met iedere plank, met iedere deken, met iedere spijker was het weer een kusje dat wel geweest was dat niet meer mocht zijn. Ze wist het. Maar gisteren heerste. Gisteren heerste nu, vandaag, met het morgen dat nooit zou mogen zijn, over het eergisteren dat zo rijk was geweest.
Toen ik de weekopdracht ging
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol
@Imke. Ik vind jouw eerste
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol
MarjanD, heel erg bedankt
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol