#91 – Lentekriebels
Kwetterende krolse keeltjes klinken door de kille morgenstond.
Sloom neemt een stroom van nevelen hun toevlucht,
zodra de zon zijn licht luchtig laat schijnen
en mijn ogen opent, de slaap doet verdwijnen.
Met piepende scharnieren zwieren de ramen open.
Een frisse wind verjaagt onversaagd de wind uit een lijf,
dat verstijfd door de ijzige kou
heel snel naar een andere ruimte wou.
Het gouden licht afgeschermd, daar zwermt een wolk pollen
zonder te dollen uit de bomen naar de grond.
Het doet terstond vele hoofden vullen
en uit de briesende, niezende neuzen druppels snot onthullen.