# 67 - Maten tot de dood
Daar zit hij dan. Vastgebonden op een keukenstoel in een schemerige loods. De vier ruige kerels tegenover hem zijn geen doetjes. Dat is al duidelijk gebleken. Robbert hoopt dat zijn maat hem snel weet te lokaliseren voordat hij helemaal in elkaar is geslagen.
Zijn neus bloedt hevig, zijn kaak is stijf en zijn ribbenkas doet vreselijk pijn. Waarschijnlijk zijn er al ribben gebroken, of minstens gekneusd.
Zojuist had de kleinste man een pistool gepakt en stond daar dreigend mee te zwaaien. Maar hoe dan ook, hij zal Steve nooit en te nimmer verraden.
De mannen hadden meteen ontdekt dat er minder XTC-pillen waren afgeleverd dan afgesproken.
‘Vertel op sufferd, waar zijn ze gebleven! Dacht je echt dat we niks zouden merken?’
Zonder pardon werd Robbert, omdat hij bleef zwijgen, met een honkbalknuppel in elkaar geslagen en bewusteloos afgevoerd in een busje naar deze loods.
Toen Robbert achterin de laadruimte was bijgekomen, kon hij stiekem via zijn mobiel kontact maken met zijn maat en op slinkse wijze allerlei locaties doorgeven, door aan de mannen voorin vragen te stellen als: waarom ontvoeren jullie mij? Is dat plaatsje daar niet Rivierenschacht? Waarom brengen jullie mij naar de haven? Gaan we naar die grijze loods daar naast die mooie jachten?
‘Houd je grote bek, klojo,’ had één van de mannen naar Robbert achterin geroepen, ‘Anders sla ik je tot moes.’
Nu maar hopen dat Steve alles begrepen heeft en hem spoedig komt ontzetten, voordat hij een kogel door zijn hoofd krijgt.
Traag glijdt de auto voort. De bestuurder zoekt een grijze loods met jachten ernaast. Verderop ziet hij een busje naast zo’n loods. Hebbes, denkt hij.
Steve stopt de auto, zegt tegen zijn passagier te blijven zitten en sluipt over een ruw terrein met struiken, stenen en afval. Op 20 meter van de loods struikelt hij met veel lawaai over een zinken emmer. Er komt geen reactie uit de loods, dus gaat hij verder.
Binnen hebben ze het lawaai echter wèl gehoord. De kleine wenkt naar een ander om via een zijdeur te gaan kijken wat er is.
Als Steve zijn oor tegen de deur heeft gelegd om te luisteren, merkt hij niet dat er achter hem een kerel staat te zwaaien met een honkbalknuppel. Wanneer hij bijkomt, zit hij vastgeboden op een stoel en ziet zijn maat naast zich.
Onbekend met de wreedheden van zijn opponenten, zegt hij moeizaam: ‘Hoi, Robbert, heb ik je toch gevonden, hè?’
Ook Steve wordt nu afgeranseld, maar ook hij zegt niets tegen de mannen. Dat kan ook niet, want dan zijn ze beiden dood.
Omdat de twee blijven zwijgen, tilt de kleine zijn pistool omhoog: ‘Als jullie blijven zwijgen, schiet ik die stomme koppen eraf. Gebruik je hersens nou maar. Ik tel tot drie: Een …, twee …’
Beide loodsdeuren worden opengeramd en er stormt een peloton politiemensen naar binnen.
‘Gelukkig dat Willem ons gebeld heeft, toen hij zag dat je in elkaar geslagen werd, Steve. Mooi dat jullie de bende hebben ontmaskerd, mannen.’
Hoi Jules, Spannend verhaal,
Lid sinds
10 jaar 10 maandenRol
Dag jules du lac, inderdaad
Lid sinds
16 jaar 6 maandenRol
De opdracht heeft je
Lid sinds
18 jaar 3 maandenRol
Een leuk thrillerachtig
Lid sinds
15 jaar 7 maandenRol
@ Hallo Debbie 1. Mogelijk
Lid sinds
10 jaar 9 maandenRol
@ Beste Blavatski, Mooi dat
Lid sinds
10 jaar 9 maandenRol
@ Hallo Odile. Dank voor je
Lid sinds
10 jaar 9 maandenRol
Dag Jules du lac, Bij nader
Lid sinds
16 jaar 6 maandenRol